‘Verantwoordelijkheid delen en je nek uitsteken voor een tweede kans’

Een baby met letsel. Een ouder die het boetekleed aantrekt. Een betrokken netwerk van familie en vrienden. Hoe veilig is het kindje nog bij de ouders? Voor die vraag stonden Gisela Buteijn en haar team van Veilig Thuis. Ze kozen er – samen met netwerk en instanties – voor om het gezin een tweede kans te geven.

De spoedmelding kwam op een middag vanuit het ziekenhuis: door de verwondingen van de baby vermoedde de kinderarts dat er sprake was van toegebracht letsel. En dus van kindermishandeling. Ook een onderzoeker van het Nederlands Forensisch Instituut beoordeelde het letsel als zodanig en legde dit vast. Diezelfde dag nog snelde Gisela er met een collega naartoe. ‘En ja, dan ga je dat heftige traject in. Om te beginnen met het gesprek met de ouders. Los van de zorg, de verwarring en het verdriet om hun kind, krijgen ze ineens met een hele batterij aan hulpverleners en protocollen te maken. Dat is natuurlijk overweldigend.’

Vol ongeloof

Anders dan vaak het geval is, nam één van de ouders onmiddellijk de schuld op zich. Gisela: ‘Van enige ontkenning was geen sprake. Net als hun aanwezige familie, waren beide ouders vol ongeloof hoe dit had kunnen gebeuren en angstig dat hun kind uit huis geplaatst zou worden.’ De open en eerlijke reactie van de ouders maakte het mogelijk om snel over te gaan tot de noodzakelijke vervolgstappen. Gisela: ‘Toen ik zei dat we aangifte zouden doen, de Raad voor de Kinderbescherming zouden betrekken en dat ze sowieso niet naar huis zouden gaan zonder veiligheidsplan, stemden ze daar onmiddellijk mee in.’

Toezicht optrommelen

Eén van de maatregelen was 24 uurstoezicht. Vier weken lang mocht de ene ouder niet alleen met de baby zijn en moest er toezicht zijn vanuit het netwerk. Gisela: ‘Om een zo veilig mogelijke situatie te creëren, hebben we een familienetwerkberaad georganiseerd. De ouders, die nog nooit in aanraking waren gekomen met enige vorm van hulpverlening, werkten daar volledig aan mee en deden hun best om zo snel mogelijk familie en bekenden op te trommelen.’

Met succes, want binnen twee dagen zat er een grote groep mensen bij elkaar die samen een rooster in elkaar draaide en een signaleringsplan maakte. Gisela: ‘Denk daarbij aan: hoe zien we dat het goed gaat, hoe zien we dat spanningen oplopen, wat doen we dan, wat zijn de risico’s? En daarnaast maakten we afspraken over de hulpverlening die we zouden inzetten om zo daadwerkelijk de kern van het probleem aan te pakken.’

Verantwoordelijkheid delen

Zo stemden de ouders in met een onderzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en begeleiding van hulpverlening; belangrijke condities waarop de Raad concludeerde dat een ondertoezichtstelling en een uithuisplaatsing niet noodzakelijk waren. Gisela: ‘Maar doorslaggevend in dit soort zaken is de mate waarin de familie en andere betrokkenen uit de omgeving een rol willen en kunnen spelen en de verantwoordelijkheid delen. En de mate waarin zij kritisch durven en mogen zijn. Zij zijn het die met elkaar de veiligheid moeten maken, omdat zij veel meer signaleren.’ De onderzoekers van Veilig Thuis en andere hulpverleners kunnen dat natuurlijk niet, benadrukt Gisela. ‘Wij zijn er om gerichte vragen te stellen, ouders en netwerk te begeleiden in het maken van veiligheidsafspraken en de afspraken te toetsen en te evalueren.’

Mensen achter het letsel

Naar tevredenheid van alle partijen kwam het gezin de eerste maand door. Daarna volgde een tweede netwerkberaad waarin gezamenlijk werd besloten de ouders – in hele kleine stappen – weer zelf aan het roer te laten staan. Met voortzetting van de familienetwerkberaden en de langdurige hulpverlening, waarin de veiligheid van het kind voorop staat. Hoe kijkt Gisela terug op haar acties in deze? ‘De mensen achter het letsel en het protocol bepalen je reactie en je plan. Waren deze ouders alleen geweest, zonder netwerk, dan had het kindje naar mijn mening niet naar huis kunnen gaan met de ouders. Dat risico hadden we niet kunnen nemen. De Raad voor de Kinderbescherming zou dan vermoedelijk om een voorlopige ondertoezichtstelling en voorlopige machtiging uithuisplaatsing bij de kinderrechter hebben verzocht.’

Nek uitsteken

Want dat is wat het uiteindelijk is: een gezamenlijke risico-inschatting, benadrukt Gisela: ‘Als je het verhaal achter de mensen, de omstandigheden en hun netwerk niet kent, denk je al snel: met zulk letsel mag een kind niet thuis wonen. Maar onze overtuiging bij Veilig Thuis is dat kinderen bij de ouders moeten opgroeien, mits op een veilige manier natuurlijk. En daar durfden we in dit geval onze nek voor uit te steken.’

Dankzij meewerkende ouders die openstonden voor toezicht en hulpverlening, en een krachtig, verantwoordelijk en kritisch netwerk, heeft het gezin een tweede kans gekregen. Gisela, tot besluit: ‘Toch weer een kindje dat veilig thuis kan opgroeien. En dat is waar we het uiteindelijk allemaal voor doen.’

Geschreven door: Teus Lebbing

Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.

 

De weg naar goed onderwijs

Als dochter van twee onderwijzers en telg uit een grote onderwijsfamilie, durfde ik mijn vingers nooit te branden aan onderwijs. Zeker niet aan goed onderwijs. Ik ging heel wat anders doen. Eerst ergotherapie en daarna met rechten aan de slag als vernieuwer in het domein werk en inkomen. Totdat ik bij het ABC, Amsterdams Begeleidingscentrum voor het onderwijs, ging werken.

Mijn eigen waarden

Welke waarden kreeg ik mee vanuit huis? En welke waarden werken door in mijn visie op onderwijs en op mijn werk? Belangrijk waarden die ik mee kreeg waren: volharding en creativiteit, maar zeker ook groei. Mijn beide ouders zijn kort voor de oorlog geboren. Veel aandacht ging uit naar het opbouwen van een carrière en bezittingen. Meer kennis was beter en iets van jezelf hebben belangrijk. Nog een opleiding, een applicatiecursus. Een eigen huis. En veranderen was goed. In een managementtraining leerde ik de andere kant van deze waarden kennen.Heel verrassend. Zo kwamen realiteitszin, concentratie en stabiliteit als belangrijke waarden binnen wandelen. Keuzes maken en een gezamenlijke focus. En de herhalende vraag als effectieve manier om overtuigingen te onderzoeken en in perspectief te plaatsen.

Ankers vinden voor goed onderwijs

Sinds eind 2009 werk ik bij het ABC, opgericht in 1973 om de kansen van arbeiderskinderen te vergroten. Vertrouwd voelde direct de passie voor het vak, discussies, over elkaar buitelende overtuigingen. Nieuw was hoe onderwijs echt werkt. Waar te beginnen met verbeteren, veranderen? Intuïtief zocht ik naar ankers, tijdloze inzichten over goed onderwijs. Ik kwam uit bij de onderwijsfilosofie van Gert Biesta, onderwijspedagoog en hoogleraar, met belangrijke waarden als rechtvaardigheid, volwassenheid en verantwoordelijkheid. Oftewel gelijke kansen voor alle kinderen,volwassen worden, leren verantwoordelijkheid te dragen. Niet alleen voor jezelf, maar ook voor anderen.

De Virtuoze School

Er volgde een onderzoekende en verkennende fase bij het ABC. Het kantelde ons ABC-denken over innovatie en ook de uitstraling veranderde radicaal. Innovatie was niet langer iets wat erbij kwam en achter gesloten deuren plaatsvond, maar het kwam in de etalage en werd het begin van een gesprek. Met veel energie brachten we allerlei nieuwe ideeën samen in een boekje, wat later uitgroeide tot de innovatiestrategie ‘Virtuoze School’. Daarmee koos het ABC voor ‘waardevol’ onderwijs: onderwijs waarbij waarden voorop staan. Waarden over wat goedonderwijs is, maar ook en vooral de waarden die je zelf meeneemt en zorgen voor onbevangenheid, vitaliteit, bevlogenheid, en motivatie. We hadden volop ideeën.

Parallelle processen

Als je anders gaat denken over goed onderwijs en over onderwijsvernieuwing ontkom je er niet aan om ook zelf het roer om te gooien en anders te organiseren. Parallelle processen. Ik richtte me op het veranderproces bij het ABC en kwam op het spoor van Nieuw Organiseren en van methodes van aanpak, zoals start-ups dat doen (lean start-up & agile). Ik ervoer daarin het belang van het naar binnen halen van de buitenwereld en ook resoluut afscheid nemen van dingen die niet werken, volop gaan voor realiteit en samen aan iets nieuws werken. Ook ontdekte ik hoe het was omwendbaar, samen en met realiteitszin te innoveren.

Geen makkelijk recept voor Nieuw Organiseren

De Virtuoze School is, net als Nieuw Organiseren, geen eenvoudig concept, noch een makkelijk recept. Toch ervaar ik steeds weer dat het de moeite meer dan waard is om ermee aan de slag te zijn, samen met anderen. In zwermen, zoals spreeuwen dat doen; ze behouden een bepaalde afstand tot elkaar en vliegen steeds naar binnen. Een proces van volgen, maar ook ruimte laten. Iets aanpakken wat je zelf en vandaag ervaren hebt, kunt doen, kunt beïnvloeden. Methodisch en diepgaand bespreken van casussen. Op deze manier kun je je professioneel kompas verder vormen. Daarbij is het voor mij belangrijk de kracht van visualiseren te benutten, verbeelden zonder te kennen, en te handelen vanuit waarden en het doorzien van eigen overtuigingen.

Blog uit ‘Pionieren naar Nieuw Organiseren’ geschreven door Heleen Bouwmans (Directeur innovatie ABC/Pionier uit de Broosz Community of Practice Nieuw Organiseren), maart 2016

Ervaren is het nieuwe denken

Vandaag, 09 februari 2017, staat Heleen Bouwmans in de Bildungskalender 2017  met de titel van haar gedicht, ‘Ervaren is het nieuwe denken’, over haar veranderpraktijk en zoektocht naar vernieuwing van het onderwijs uit de publicatie ‘Pionieren naar Nieuw Organiseren’ van Broosz. Enkele strofen uit het gedicht over haar veranderpraktijk: ‘

Waar wil je naartoe

Ervaren is het nieuwe

Denken, en schrijven

Moet, best eng om te

Doen als je het niet zeker

Weet….

In ‘Pionieren naar Nieuw Organiseren’  staan verander- en praktijkverhalen van de pioniers uit de Community of Practice Nieuw Organiseren centraal. Het bovenstaande verhaal over de weg naar goed onderwijs van Heleen Bouwmans is daar ook te vinden. ‘Pionieren naar Nieuw Organiseren’ is hier te bestellen en ook als e-book verkrijgbaar.

 

 

‘Ik wist niet dat jij zo’n goed hart had’

‘Zes jaar lang begeleidde Akam Hoessein de jongen waar dit verhaal over gaat bij de Stichting Intervence. ‘Jongeren hebben een constante factor nodig. Dat is voor de meesten het allerbelangrijkste om het vertrouwen in de mensen weer terug te krijgen. Al ben je maar de “constante pispaal”.’

De jongen was al langere tijd bekend bij Stichting Intervence. Zijn moeder werd geslagen door de vader. Zijn zus en hij werden verwaarloosd. Toen hij zes was, werd hij met zijn zus uit huis geplaatst.

Het was een van de eerste zaken voor de gezinsmanager Akam Hoessein; hij was nog maar net in functie. Met vallen en opstaan maakten de jongen en hij kennis met elkaar. ‘Ook voor zijn vader was ik de zoveelste hulpverlener en hij moest aftasten wie ik eigenlijk was. Ben je hetzelfde als al die anderen die niet naar mij geluisterd hebben? Zijn moeder heb ik in de afgelopen zes jaar drie keer gesproken. Op het ogenblik is het onbekend waar ze is.’

Sterke band

Na een tijdje ging de jongen weer bij zijn vader wonen, want hij had wel een sterke band met zijn vader. Maar al gauw hoorde de gezinsmanager van de school en de naschoolse dagbehandeling dat de jongen ’s ochtends zonder brood op school kwam, dat hij onfris rook en tot 11 uur ’s avonds buiten rondhing.

‘Uiteindelijk hebben we toch weer besloten de jongen bij zijn vader weg te halen. Maar de vader was het er absoluut niet mee eens. Ook al hebben ouders geen gezag meer, ze blijven ouders die van hun kind houden. Het was een zeer intensief traject, waarbij wij veel gesprekken hebben moeten voeren met de vader. Soms wel twee keer per week.’ De vader is laagbegaafd en het kostte hem veel moeite om de boodschap van de gezinsmanager te begrijpen. Na ieder gesprek had hij een paar dagen nodig om het te laten bezinken en dan kwam er een reactie. En die was niet altijd fijn.

Ondertussen bleef de jongen zorgelijk gedrag vertonen: veel blowen, schoolverzuim, agressie, geweld, ruzie, wegloopgedrag. ‘Wij probeerden de vader wel zo veel mogelijk bij onze aanpak te betrekken. Voor de jongen was zijn vader heilig. Dus als de vader hem een reprimande gaf of juist een goed advies, kwam dat heel anders over dan als ik dat deed.’

Tranen rolden over zijn wangen

Langzamerhand kwam de samenwerking tussen de vader en de gezinsmanager tot stand. ‘Op een gegeven moment vertelde ik hem voor de zoveelste keer welke aanpak ik voor zijn zoon in gedachten had. Al tientallen keren had ik dat verteld en nog was de boodschap niet overgekomen. Maar nu ineens, halverwege het gesprek, leunde hij achterover en rolden de tranen over zijn wangen. Hij zei: “Ik wist niet dat jij zo’n goed hart had en dat jij zo goed voor hem wilde zorgen.”’ Vanaf toen vertrouwde de vader de gezinsmanager voor de volle honderd procent. De samenwerking ging goed en het contact met de jongen verliep soepel.

Maar ineens, anderhalve maand later, overleed de vader. Het was een enorme schok voor de jongen en ook voor de gezinsmanager. ‘Er was geen andere familie, dus was de Stichting belast met de voogdij over de jongen. Ik ging pal achter hem staan.’ Door de onverwachte dood van zijn vader, raakte de jongen helemaal van slag. Hij deed een inbraak met een vriend, sprak geen woord, was enorm opvliegend. De gezinsmanager kon dat goed begrijpen. ‘Het enige wat hij had, was hij kwijt.’

Geplunderd

Op een gegeven moment kwam de jongen naar de gezinsmanager en vertelde dat zijn oom hem had gebeld. Een oom waar noch de jongen, noch de gezinsmanager of andere hulpverleners ooit van hadden gehoord. ‘Wij waren wel blij. Gelukkig was er iemand die de jongere kon opvangen.’ Maar de oom plunderde het huis van de vader en was toen weer weg. De banken waren gescheurd. Blijkbaar had hij ook gezocht naar geld. ‘Alles wat er nog stond ten tijde van de vaders dood was of kapot, of hij had het meegenomen. Gelukkig hadden wij meteen na de dood van de vader een paar waardevolle spullen voor de jongeren opgeslagen.’

Door deze gebeurtenissen ging het nog verder bergafwaarts met de jongen. Maar de samenwerking tussen de jongen en de gezinsmanager bleef goed. ‘Op een gegeven moment heb ik hem voor zijn veiligheid gesloten laten plaatsen. Hij liep gevaar door zijn drugsgebruik en agressie. Achteraf zei hij dat hij dankbaar was dat ik dat had gedaan. Hij kon daardoor alles op een rijtje zetten, zei hij. Dat was super om te horen.’

‘Maak een plan’

Tweeënhalf jaar geleden heeft de gezinsmanager de jongen – in gezamenlijk overleg – aangemeld voor een instelling elders in het land, waar ze hem goed konden begeleiden. Daar ging hij van de gesloten afdeling weer naar de open afdeling. En tot nu toe gaat het volgens de gezinsmanager goed; al is het met vallen en opstaan. ‘Een keertje belandde hij in een grote crisis. Hij kwam niet meer naar de groep, was constant bezopen, niet aanspreekbaar. Ik hield mijn hart vast: alsjeblieft, laat het niet weer helemaal misgaan. Maar ik zie elke crisis als een kans. Ik vroeg hem: “Hoe wil jij het hebben? Maak een plan.” ‘Een plan over waar hij in de toekomst wilde wonen, wat hij wilde doen in zijn vrije tijd, afspraken over huisregels, dat soort dingen.’

De jongen had zijn plan gauw paraat. De gezinsmanager en de andere zorgverleners namen het als uitgangspunt en dat is goed uitgepakt. ‘Bijna een week geleden was ik bij de evaluatie. Daar bleek dat hij heel hard heeft gewerkt. Dat hij goed naar school gaat, rustig en stabiel is. Hij heeft goede contacten met een oudere broer (die pas in een later stadium in zijn leven is gekomen) en daardoor is er een positieve flow in zijn leven. Dat brengt rust in zijn hoofd. Ik was heel ontroerd om dit te horen.’

Blijven investeren

Maar nu moet de gezinsmanager de voogdij voor de jongen overdragen. Tegen zijn zin. ‘Ik vind eigenlijk dat je moet blijven investeren als een zaak goed gaat. Dat ik juist zijn voogd zou moeten blijven. Maar de jongen staat ingeschreven in die andere gemeente, waar de instelling zich bevindt.

En die gemeente moet voor hem zorgen. Als ik zijn voogd blijf, kan dat moeilijk vergoed worden. Voordat ik dit geregeld heb, zijn we maanden of jaren verder. Om het traject voor de jongen niet te belemmeren, heeft Intervence het besluit genomen om deze zaak over te dragen.

Kort geleden moest de gezinsmanager naar een hoorzitting voor de zaak van deze jongen. De kinderrechter vroeg zich ook af of het goed idee is om de voogdij over te dragen. ‘Ik zei tegen hem: “Dan hoop ik dat u dit terugkoppelt aan uw collega’s.”’

Uitlaatklep

Toch heeft de gezinsmanager deze jongen zes jaar lang kunnen begeleiden. ‘En ik denk dat dat heeft bijgedragen aan zijn herstel. Jongeren hebben een constante factor nodig. Dat is voor de meesten het allerbelangrijkste om het vertrouwen in de mensen weer terug te krijgen. Al ben je maar de “constante pispaal”. Deze jongen zei ook tegen mij: “Als ik een uitlaatklep nodig had, dan belde ik jou.” Dat is prima. Het is goed dat hij merkt: ik kan boos op hem zijn, maar hij loopt niet weg. Hij blijft mijn voogd.’

Geschreven door: Esther Barfoot

Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.

BROOSZ IS VERHUISD!

En wel naar het Transformatorplein 6, 6827 AC in Arnhem. Een nieuwe werk- en ontmoetingsplek dichtbij de binnenstad van Arnhem waar begin vorige eeuw nog een grote gasfabriek stond. Dit oude industrieterrein heeft een ware transformatie ondergaan. Intussen zijn er woningen gerealiseerd en hebben vele kunstenaars en (creatieve) ondernemers zich hier gevestigd. Een plek waar nieuwe verbindingen kunnen ontstaan tussen en voor mensen.

Zo ook voor Broosz. Ook dit jaar werken wij weer aan relevante en soms complexe transformatie vraagstukken met betrekking tot Nieuw Organiseren die spelen o.a. in de (jeugd)zorg, bij gemeenten en provincies. Om die complexe verandervraagstukken op te kunnen lossen zijn ook wij steeds op zoek naar nieuwe verbindingen met mensen en organisaties.

Ook blijven we professionals, bestuurders, wethouders en toezichthouders, die vooroplopen in de beweging naar anders organiseren, samenbrengen en ondersteunen. Dit doen we o.a. in de Broosz Community of Practice Nieuw Organiseren die in juni weer van start is gegaan. Aankomend jaar starten we tevens op met de Broosz IntervisZie voor Nieuw Organiseren pioniers die in een kleiner gezelschap dieper op persoonlijke vraagstukken willen ingaan.

Heb je een vraag met betrekking tot Nieuw (Rijnlands) Organiseren en zoek je hulp daarbij? Of ben je nieuwsgierig en wil je weten wat we allemaal doen en wat onze aanpak is? Neem dan contact met ons op.

Jan Smit | jan@broosz.nl | 06 – 48276374

Georgette Kempink | georgette@broosz.nl |06 – 25097673

Annouck de Boer | annouck@broosz.nl |06 – 41759340

We zijn ook op ons nieuwe vaste nummer te bereiken: 026 – 3790815

Iedereen is van harte welkom op onze nieuwe stek in Arnhem!

‘De manier van sturing en verantwoording stuurt de vernieuwing’

Jeugdzorg Advies Teams, Brede Hoed Teams, Samenhangende Zorg. Ruud Grondel, wethouder Sociaal Domein te Diemen, heeft over de jaren vormgegeven aan allerlei verschillende vormen van multidisciplinaire teams van professionals in de jeugdzorg. Met de bedoeling dat de professionals meer ruimte krijgen, elkaar makkelijk weten te vinden en makkelijk kunnen doorverwijzen. Kortom, betere jeugdzorg kunnen verlenen. De volgende stap is, volgens hem, om de verantwoording anders vorm te geven. Bijvoorbeeld door middel van transformatiedialogen.

Hoe ben jij tot de transformatiedialogen gekomen?

‘Ik ben al vijfentwintig jaar wethouder. Mijn eerste post was in het Amsterdamse stadsdeel Westerpark. Daar heb ik toen de Jeugdzorg Advies Teams (JAT’s) opgezet. Ik zag dat hulpverleners er erg alleen voor stonden. Als een kind sociaal-emotionele problemen heeft, weet je aanvankelijk niet wat eraan de hand is. Is de moeder alcoholist of heeft het kind een stoornis? Je weet nog niet of het kind moet worden geleid naar passend onderwijs of naar maatschappelijk werk. Waarom zou je zorgverleners daar alleen voor laten staan? Beter is het om ze te versterken door ze in een multidisciplinair team te laten draaien. In Haarlem heb ik vervolgens het initiatief genomen tot samenhangende zorg voor daklozen. Daarna kwam ik naar Diemen. Hier waren de JAT’s net afgeschaft, omdat Bureau Jeugdzorg was opgericht en dat wilde niet samenwerken met Passend Onderwijs. Ook destijds in Haarlem zag ik het fout gaan door de financiering vanuit allerlei verschillende potjes. Ik heb toen besloten om – als het me enigszins lukte – de financieringsstroom en de verantwoordingswijzen opnieuw vorm te geven. Ik heb enorm geknokt voor decentralisatie, want hoe meer je de verantwoordelijkheid in één hand brengt, hoe meer ruimte je kunt geven aan het werkveld.’

Wat is volgens jou het doel van de transformatiedialogen?

‘In Diemen hebben wij gekozen voor, wat wij noemen, de Brede Hoed Teams, vergelijkbaar met de bekende Samen Doen Teams in Amsterdam. De Brede Hoed Teams (BHT’s) bestaan uit professionals uit het hele sociale domein: de gezondheidzorg, psychiatrie, maatschappelijk werk, onderwijs, kinderbescherming, et cetera. De volgende stap is dat dit Brede Hoed-netwerk echt gaat leven. Transformatiedialogen zijn een manier om mensen uit hun koker te krijgen, ze het vak van de ander te leren begrijpen en ze echt te laten samenwerken. Samen onderzoeken ze: Wat gaat er goed? En wat gaat er slecht? Op die manier gaan professionals de verantwoordelijkheid delen voor wat er gebeurt. En samen bedenken hoe ze het beter kunnen doen. Vanuit hun eigen vakmanschap en specialisme. We hebben in de BHT’s bewust gekozen voor specialisten, maar ze moeten wel generalistisch leren denken. Dat is een van onze zoektochten geweest: moeten we deze professionals nu wel of niet in dienst nemen bij de gemeente? We hebben ze bewust niet in dienst genomen, omdat we niet willen dat ze ontkleuren. Ze moeten binnen hun vak blijven.

De transformatiedialogen vormen een platform voor fundamentele verandering. Wat zijn de belangrijkste voorwaarden om de transformatie te laten slagen?

‘Het wegnemen van bureaucratische belemmeringen tussen de professionals. Het versterken van hun zelfvertrouwen om te handelen. En ze daarbij aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. En, wat ik net al zei, de financiering, opdrachtverlening en verantwoording zo vorm te geven dat die de samenwerking niet belemmeren, maar faciliteren en uitdagen. Dat we voortdurend een aantal zelfde principes uitdragen, zoals “één gezin, één plan, één regisseur”. En dat we continu in gesprek blijven over hoe we de professionals de ruimte geven en de ouders en het kind centraal zetten. Dat we de organisaties van de professionals daarop blijven aanspreken.’

Wat zijn de grootste gevaren voor de transformatie?

‘Dat we geen tijd krijgen van de publieke opinie. En dus niet van het parlement. Belgisch hoogleraar Kenis – van de Universiteit van Antwerpen – betoogt dat je bij een transformatie of reorganisatie zeker twee jaar verminderde productie hebt, maar daarna snel de weg omhoog vindt. Maar als je in die eerste twee jaar de verandering weer gaat bijstellen, glijd je helemaal af. Ondertussen heeft ons parlement aangegeven dat er over twee jaar geëvalueerd gaat worden. Sterker nog, ze is nu al begonnen. Het tweede grote gevaar is dat gemeentes door de accountants en de juridische medewerkers in oude structuren worden geduwd. Nu al zie ik dat het regelmatig clasht tussen de frontlijn – de mensen in de uitvoering van de WMO – en degenen die de budgetten beheren, de beschikkers over het geld. In een gezinssituatie kan het bijvoorbeeld beter zijn dat een kind van boven de drieëntwintig thuis blijft wonen, maar officieel wordt hij dan voordeurdeler en vervolgens wordt hij gekort op zijn uitkering. Terwijl het in dat gezin helemaal niet wenselijk is, omdat ze de eindjes al aan elkaar moeten knopen. Hierover kan de maatschappelijk werker bijvoorbeeld behoorlijk in de clinch liggen met een collega van het UWV. Het antwoord is: escaleer en ga samen naar een leidinggevende met de vraag: wat gaan we doen? Wij zeggen ook tegen de collega’s van de juridische en financiële afdelingen: ga naast je cliënt staan. Maar vaak weten zij niet hoe. Wat zeker is: ze zijn niet zomaar klaar met hun wettelijke taak. Ze moeten verder kunnen kijken. Maar zijn dat vaardigheden die je van al deze mensen kunt vragen?’

Is het cruciaal dat deze gesprekken vanuit de werkgemeenschap plaatsvinden?

‘Ja, want binnen het Brede Hoed-netwerk zijn korte communicatielijnen cruciaal. Een belangrijke doelstelling is dat professionals makkelijk kunnen doorverwijzen. Dat kan alleen als ze elkaar en elkaars vak kennen. Je kent geen functie, maar een gezicht.’

Wat betekent dat voor hun eigen organisaties? Worden die daarmee minder belangrijk?

‘Ja, daar zit wel spanning op … Over tien jaar kan er een heel andere clustering zijn. Dan zijn al die verkokerde organisaties er misschien niet meer. Sommige organisaties zijn hierdoor ook in de war. Anderzijds blijft de vakkennis van de professionals essentieel. Dat ze blijven sparren met hun vakgenoten. Ook het leveren van professionals, het sturen van een vervanger bij zwangerschapsverlof en dergelijke, blijft een klus. Maar dat er veel bij de organisatie gaat veranderen, is zeker.’

De gemeente is zelf ook een ambtelijke organisatie die gewend is te denken vanuit structuren, regels en beleidsstukken. Lukt het de gemeente om de beweging te maken naar regelruimte voor de professionals?

‘Dat is ook voor sommige ambtenaren moeilijk. Vooral voor de beleidsafdelingen. Hoe organiseer je ruimte, zonder het dicht te lopen? Over die vragen voeren wij veel gesprekken.’

Hoe ga je daarmee om?

’Wij hebben een informele raadscommissie ingesteld, waar ambtenaren en professionals vertellen hoe het gaat. De ene keer komen de ouder-kindcoaches vertellen, de andere keer komt Veilig Thuis. De raadsleden stellen allerlei vragen over hoe het zit. Maar ook politieke vragen. Het voorkomt dat de raadsleden via scherpe debatten en raadsvragen aan informatie moeten komen. Ze hebben het gevoel dat ze weten wat er speelt en dat ze het even tijd moeten geven. Ze kennen mij en hebben veel vertrouwen in het ambtenarenapparaat. Ik hoor wel van collega’s in andere gemeenten dat ze elke maand in de raad spitsroeden moeten lopen. Dat is hier gelukkig niet zo.

Gaan jullie door met de transformatiedialogen?

‘Dat gaan we op basis van de opgedane inzichten en ervaringen bespreken. Maar dat we doorgaan met een vorm van gesprekken is zeker. Het is cruciaal: de manier van sturing en verantwoording stuurt de vernieuwing. Als je de vernieuwing plat slaat naar geld en cijfers, gaat het nergens over. Wat ook interessant is: ik ben met een aantal verantwoordelijke beleidsambtenaren aan het kijken hoe we deze verantwoording die nu in de vorm van de transformatiedialogen binnen de werkgemeenschap plaatsvindt, kunnen doorontwikkelen tot een kennis- en verantwoordingsplatform voor de gemeenteraad? Hoe doen wij dat? Hoe laten wij de raad en, in het verlengde daarvan, de bevolking zien wat er gebeurt? We zouden alle raadsleden kunnen uitnodigen, maar dan zou je het gesprek misschien doodslaan. Welke andere vormen zijn er om de oogst van deze gesprekken zichtbaar mee te maken?’

Spelen al deze vragen ook in het landelijke netwerk, bijvoorbeeld de VNG?

‘Er wordt binnen het VNG wel gesproken over nieuwe vormen van verantwoording, maar deze dialoog dreigt weg te zakken achter alle problemen rondom het dagelijkse werk. Op een congres waar ik de afgelopen dagen was, hebben een aantal gemeenten wel verteld over een nieuwe wijze van zorginkoop, waarbij gekeken wordt naar de totale zorg die een gezin nodig heeft. Daar wordt een gewichtsklasse aan gegeven. Dat is een oplossingsrichting om het gezin meer integraal te benaderen. Zo zie je: tal van gemeenten zijn bezig met een zoektocht. Ze proberen op een creatieve manier de zorg beter vorm te geven.’

Welke oproep zou jij doen aan andere wethouders in Nederland?

‘Houd de bedoeling van de transformatie voor ogen! Werk met elkaar samen voor het versterken van de zwaardere vormen van zorg. Organiseer ruimte voor innovatie. Ga in gesprek met de zorgaanbieders over de gewenste richting. Doe dit niet vanuit je kamertje.’

Hoe blijft Diemen als pionier overeind?

‘De kracht van deze verandering is dat we de tijd en de ruimte krijgen om het lokale netwerk tot bloei te laten komen. Daar moeten we voor knokken.’

Geschreven door: Esther Barfoot

Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.

‘Veel gezinnen beginnen met één zorgverlener en hebben er na een halfjaar tien. Maar zijn ze ook geholpen?’

Is hij eigenwijs of baanbrekend? René Peters, wethouder Sociale Zaken, Jeugd, Onderwijs en Integratie in Oss, strijdt voor een beter functionerende zorg voor ouderen, jongeren en iedereen. Dat doet hij door het beestje bij zijn naam te noemen, bestaande patronen te doorbreken en nieuwe werkwijzen te ontwikkelen. En soms tegen heilige huisjes te schoppen. Transformatiedialogen, gesprekken tussen professionals uit de jeugdzorg, zijn zo’n nieuwe werkwijze. De vraag is: wat is nu eigenlijk goede zorg?

Waarom ben jij de transformatiedialogen begonnen?

‘We hebben in Nederland in het sociale domein rare praktijken opgebouwd met elkaar. We sturen op vier indicatoren, maar of die een goed functionerende zorg opleveren, kun je je afvragen. Een van de belangrijkste indicatoren is rechtmatigheid. We checken of iemand recht heeft op zorg, maar niet of die zorg ook helpt. We controleren bijvoorbeeld of iemand recht heeft op een scootmobiel, maar of hij ook iemand heeft om heen te scootmobielen weten we niet. Of een ander voorbeeld: veel gezinnen beginnen met één hulpverlener en na een halfjaar hebben zij er tien, in plaats van nul. Dat is misschien rechtmatig, maar helpt het hen ook? Dat heeft er ook mee te maken dat wij sturen op zorg voor ieder deelprobleem in plaats van mensen te zien als een geheel. Heb je zestien problemen, dan heb je ook zestien specialisten, maar helpt je dat ook? Ook sturen wij op risicobeheersing, bijvoorbeeld om te voorkomen dat er iemand doodgaat in jeugdzorg. Dat is natuurlijk ook belangrijk, maar we bedenken allerlei beleidsstappen die alleen maar resulteren in méér bureaucratie. Tot slot sturen we op gelijkheid. Maar mensen en hun situaties zijn niet gelijk. Door ze als zodanig te behandelen, zit je ze vaak juíst in de weg.’

Hoe zou het dan moeten?

‘Ik geloof in het goede gesprek. Dat je met elkaar bespreekt: wat is goede zorg eigenlijk? Hoe ziet dat eruit? En: doen we dan de goede dingen met elkaar? Voor deze cliënt of in het algemeen? Toen ik zo’n vijf jaar geleden begon als wethouder kreeg ik jaarverslagen: onleesbaar en gelogen. Ik ken ook niemand die ze leest. Waarom zou je ook? Geen instelling in de problemen die dat in het jaarverslag zegt. Ik wilde het anders doen. Ik wilde de professionals in het sociale domein leren kennen. Niet letterlijk alle 170 aanbieders, maar alle representatieve partijen waarmee wij zaken doen: gespecialiseerde thuiszorg, jeugdzorg, schuldhulpverlening, jeugdgevangenis, onderwijs. Ik heb mij helemaal het apezuur ‘gewerkbezoekt’. Tijdens zo’n werkbezoek kijk ik bij de directie, de financiële afdeling en op de werkvloer. De vragen die ik heb, stel ik gewoon. Ik vraag niet om de cijfers, maar om het verhaal. Dat vertelt veel meer. Na al die werkbezoeken is de volgende stap dat we nu met alle betrokkenen uit het sociale domein met elkaar in gesprek gaan. Daarvoor zijn de transformatiedialogen.’

Wat is jouw bedoeling met de transformatiedialogen?

‘Ik hoop op uitkomsten op drie niveaus. Allereerst, dat de verschillende professionals in elkaars telefoon komen te staan. Zo van: jij kunt mij helpen en ik ga jou bellen. Samenwerken is niet: in groepjes over problemen praten, maar iemand bellen die je kan helpen. Daarnaast hoop ik dat de professionals herkennen en erkennen tegen welke problemen ze steeds weer aanlopen. En dat ze door deze gesprekken de veiligheid gaan voelen om deze problemen – al dan niet met elkaar – op te lossen. En niet van: ik mag maar drie kwartier aan deze cliënt besteden, maar zo lang als nodig is. Maar ik hoop ook dat ze gemakkelijk opschalen. Als er structurele problemen zijn, kennen ze nu de wethouder. Ten derde hoop ik zélf mogelijke structuurproblemen te achterhalen, die ik uit de weg kan ruimen. Bijvoorbeeld, gemeentelijke afdelingen die elkaar tegenwerken. Wat bij Schuldhulpverlening een goed idee lijkt, kan bij Werk & Inkomen een probleem blijken te zijn. Bij Schuldhulpverlening zeiden ze bijvoorbeeld tegen een moeder van twee kinderen: je hebt geen auto nodig. Maar zij bracht dagelijks twee kinderen naar het speciaal onderwijs. Nu was ze aangewezen op de – veel duurdere – schoolbus. Bovendien waren de kinderen elke dag over hun toeren van de drukte in de bus. Dit kostte de moeder zo veel kracht, dat ze nog minder energie had om te werken.’

Hoe kunnen professionals hier anders mee omgaan?

‘Ik denk dat ze soms de vraag anders kunnen stellen. Niet aan de juridische afdeling vragen: mag dit? Maar: dit ga ik doen, kun jij zorgen dat ik gedekt ben? En daarnaast: sneller ingrijpen, op de vindplaats zelf. Daar bedoel ik mee dat, als een kind een probleem heeft in de klas, je dat gaat oplossen in de klas. Lukt dat niet? Dan haal je als docent hulp erbij en praat je met de moeder, het kind en iemand die mee kan denken. Ik bedoel dus dat je een probleem zo veel mogelijk probeert op te lossen, waar het ontstaat. Maar ik denk ook dat professionals mensen meer op eigen kracht met oplossingen kunnen laten komen. Niet als bezuiniging, maar als ik jou niet help om jezelf te helpen, werkt het niet. En dat professionals kunnen sturen op ongelijkheid in plaats van gelijkheid, omdat standaardoplossingen de boel dikwijls nodeloos compliceren. En soms tijdelijk advies kunnen inroepen. Niet elke hulpverlener die betrokken raakt, hoeft tot het einde te blijven. Maar vooral: gewoon beginnen met een oplossing. Ik sprak net twee dames van Basisteam Voorst. Een van hen zei: ik ben een pitbull en ik laat niet los totdat een probleem is opgelost. Dat hoor ik graag. Maar ik moedigde haar ook aan: schaal op als het niet snel genoeg gaat. Als een collega niet mee wil werken, bel je zijn baas.’

Jij hebt wel lef als wethouder, dat je deze issues probeert te tackelen.

‘Het heeft niet zo veel te maken met lef of zo, maar eerder kordaatheid. Ik heb het altijd wonderlijk gevonden, dat als je ergens last van hebt, je het niet probeert op te lossen. Dat je kiest voor allerlei omwegen die veel meer tijd en energie kosten, dan dat je eenmalig de confrontatie aangaat. Want dat is wat veel mensen doen. Daarnaast heb ik het altijd belangrijk gevonden om toegankelijk te zijn. Mijn tip aan iedere wethouder: geef je mobiele nummer aan iedereen. Niemand gaat je bellen, als dat niet strikt noodzakelijk is. Iedereen mag mij bellen. Als het me niet uitkomt, neem ik niet op. En anders wel. Zo simpel is het.’

Geschreven door: Esther Barfoot

Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.

‘Ik geloof dat vakmensen op basis van hun gevoel hele goede dingen kunnen doen’

Albert Vader, wethouder Jeugd, Volksgezondheid, Zorg & Welzijn in Vlissingen, ziet in de transformatiedialogen meer dan een nieuwe manier van verantwoorden van de kosten van de zorg. Niet meer alleen via de cijfers, maar ook via de verhalen van de hulpverleners in de jeugdzorg. Hoe ziet de wethouder dit meervoudig verantwoorden? En welke vernieuwende plannen heeft hij nog meer?

Waarom vind je het belangrijk om op een andere manier te verantwoorden?

‘Toen ik in 2015 de eerste kwartaalrapportage van het Inkoopbureau Jeugdhulp Zeeland kreeg, bestond deze uit 65 pagina’s met cijfers. Geen enkele andere vorm van verantwoording. Ik vroeg mij af: wat hebben die cijfers te betekenen? Hoe krijg ik het verhaal erachter boven water?’

Je doet dit niet alleen.

‘Klopt, ik doe dit experiment in “meervoudig verantwoorden” samen met Saskia Szarafinski, wethouder Zorg & Welzijn in Middelburg en Chris Maas, wethouder in de gemeente Veere. Wij werken al langer samen. Ik werd wethouder in mei 2014, een halfjaar voor de transitie van de zorg. Ik had het gevoel: dit is zo groot, dat moet je met elkaar doen. Saskia, Chris en ik vonden elkaar op de inhoud en op de noodzaak om het samen te doen. Maar wij zeiden ook: wij gaan hiervoor geen harkje tekenen of een nieuwe organisatie optuigen. Uitsluitend vanwege de borging van het personeel in Porthos, onze toegang tot zorg voor de drie Walcherse gemeenten, hebben we gevraagd of Veere gastgemeente wilde zijn. Het mooie is: het is nooit de vraag geweest of we elkaar vertrouwden.’

Hoe zijn de transformatiedialogen verlopen?

‘Wat opviel, was dat de gesprekken tijdens de eerste sessie meteen over de inhoud gingen. De zorgverleners bleken elkaar uitstekend over de organisatiegrenzen heen te kunnen vinden. Daar zit ook vertrouwen in elkaar. Terecht vroegen ze hoe wij de bestuurders van hun organisaties ook zover kunnen krijgen dat ze over grenzen heenkijken. Na de tweede sessie waren wij Walcherse wethouders toch wat in verwarring: hoe kom je tot verantwoording? Hoe breng je deze systematiek naar de raad? Wij waren weer even in het oude gedachtepatroon beland: op papier laten zien, planning en control. Ook bij ons wil dat dominante referentiekader het soms weer even overnemen. Jan Smit van Broosz zette ons weer op het juiste spoor: alleen al het organiseren van deze bijeenkomst, het gesprek zélf is de verantwoording.’

Hoe werkt dat verantwoorden via verhalen?

‘Ik zal een voorbeeld geven. Tijdens de derde transformatiedialoog vertelde een hulpverlener van Veilig Thuis een indrukwekkend verhaal. Ze vertelde dat ze op een avond melding had gekregen van een baby met een schedelfractuur; door toedoen van de ouders. In het weekend organiseerde ze direct een familienetwerkberaad: met het netwerk van zorgverleners en instanties, maar ook van opa’s, oma’s en andere familieleden. Zij zag de mensen achter het verhaal en besloot ter plekke dat ze het kind niet onder toezicht zou stellen. Ze zag nog voldoende kracht in de ouders en het netwerk eromheen. Met hen stelde ze een veiligheidsplan op. En ze besloot het risico te nemen. Een enorm stoer besluit, want stel dat het fout gaat, dan zou ze een lawine over zich heen hebben gekregen. Maar van de andere hulpverleners, die haar verhaal tijdens de transformatiedialogen aan hoorden, zei niemand: “Wat heb je nu gedaan!” Door de manier waarop ze het vertelde, hadden ze vertrouwen in haar vakmanschap en oordeel. Zet dit voorval nu een in een rapport zonder haar overwegingen en argumenten mee te nemen, zonder haar inschattingsvermogen en menselijk gevoel. Dat komt toch niet over?

Of een ander voorbeeld. Neem de jongerenwerkers die bij deze transformatiedialogen aanwezig zijn. Die jongens doen zulk mooi werk. Zij gaan ’s avonds tussen de hangjongeren voor de supermarkt staan, omdat de caissières anders niet naar huis durven. Zij trekken jongens mee naar het voetbalveld, om te voorkomen dat zij ongein uitspoken. Ze hebben ook aan de zelfkant van de maatschappij gestaan, zij spreken de taal van de jongeren en doen nu ongelooflijk belangrijk werk. Protocol? Ammehoela! Zij staan om 01.00 uur ‘s nachts bij de botsauto’s. Door deze manier van verantwoorden wordt dat weer zichtbaar. Deze vergeten verhalen van de zorg, die toevallig wel het hart zijn van goede zorg.’

De vergeten verhalen?

‘Ik geloof dat vakmensen in de zorg juist op basis van hun gevoel hele goede dingen kunnen doen. De beslissing “ik hoef dit kind niet bij de ouders weg te halen” of “dit meisje moet niet van school gestuurd worden” of “deze jongen moet niet gearresteerd worden”, kan levensreddend zijn. Precies datgene wat nodig is om de jongere of het kind weer op het goede spoor te krijgen. Als we ons allemaal aan protocollen vasthouden, uit angst dat we anders de schuld krijgen als het misgaat, maken we juist dit stuk vakmanschap kapot. We hebben deze verhalen nodig om dit vakmanschap te redden.’

Kan de politiek dat aan?

‘Moeilijk, denk ik. De eerste stap om verantwoordingsangst te overwinnen, is dat ik als wethouder heel gedecideerd zeg dat de wethouder achter je staat als je als vakmens een dappere beslissing neemt. Dat ik geen zondebok ga zoeken. Nu de zorg politiek is geworden, ben ik bang dat er nog meer gestuurd gaat worden op incidenten. Dat we nog meer in de kramp schieten van de regelgeving, omdat de wereld niet maakbaar is. En er kan altijd iets gebeuren, hè? Pasgeleden was ik op een congres waar een voorbeeld werd gegeven van een cliënt met ernstige epilepsie, die toch op haar scootmobiel naar haar werk wilde blijven gaan. Het was haar uitdrukkelijke wens en de instelling wilde die respecteren. Dat betekende dat de zorgverleners en de cliënt een bewust risico namen. Het noodlot wil dat de vrouw een aanval kreeg op haar scootmobiel, viel en verdronk in tien centimeter water. Dat is natuurlijk verschrikkelijk. En toch denk ik dat je dit soort risico’s moet blijven nemen, als het bijvoorbeeld de kwaliteit van leven vergroot. Natuurlijk gebeuren er ook drama’s waar geen zorgvuldig besluit aan vooraf is gegaan. Ook die moet je niet proberen uit te bannen. Risicomijdend gedrag is mijns inziens de bron van veel ellende. Wij moeten naar een wereld toe van: dat heb ik gedaan en om die en die reden. Dat instanties dat geloven en aannemen en niet alsnog om vinken en lijstjes vragen. Zo’n weloverwogen en goed beargumenteerd besluit wordt overigens ook bij de Officier van Justitie als voldoende verantwoording gezien. Maar zo’n houding is voor de politiek natuurlijk verschrikkelijk moeilijk. De risico-regelreflex zit tot in onze haarvaten.’

Hoe willen jullie de politiek hierin meenemen?

‘Saskia, Chris en ik willen onze raden meenemen in een gezamenlijke commissievergadering van de drie gemeenten. Daar willen we dit soort verhalen van hulpverleners vertellen of misschien wel door henzelf laten vertellen. En de gemeenteraad meenemen in het proces dat wij hebben doorlopen. Daarnaast willen wij vooraf of achteraf een persgesprek hebben, om de pers hierin mee te nemen. Tot nu toe heb ik geluk met deze gemeenteraad. Ik kan het gesprek goed met hen aan. Dat is een groot goed, want als de raad mij niet zou geloven, dan kan ik niet vernieuwen. Maar ja, anderzijds, er kan zo ineens iets mis gaan. Een goed besluit van een vakman of -vrouw, kan toch verkeerd uitpakken. En dan is het toch van: wat gaat de wethouder hieraan doen? En dan ga ik zeggen: die gaat er niets aan doen. Dat wordt een interessant gesprek! Want dat is voor een raad heel ingewikkeld. Uiteindelijk geldt daar het vinden van de balans tussen loslaten en grip houden.’

En hebben jullie nog andere vernieuwende plannen?

‘Ja, wij willen ook de financieringssystematiek van de zorg onder de loep nemen. Want ook door onze huidige financieringswijze van P maal Q, leggen we per geval verantwoording af. P maal Q betekent product maal aantal. Dus wij kopen honderd keer een bepaald zorgproduct in. Bijvoorbeeld: honderd keer “veilige start” of honderd keer “dwang”. Als zorginstelling moet je verantwoorden welk product je hoe vaak hebt ingezet voor welke patiënt. Er ontstaat ook een systematiek van uurtje factuurtje, belastend voor organisaties en nadelig voor de cliënt. Daar moeten we vanaf. Zorg verlenen is een openeindregeling. De prijs regelen wij op de achtergrond; daar heeft de patiënt geen boodschap aan. Daarbij staat keuzevrijheid voorop. In 2017 zouden wij een nieuwe vorm van financieren willen afspreken met één van de aanbieders van jeugdhulp. Op Walcheren passen we dan een vorm van regiofinanciering toe. Aan het eind van het jaar, of per halfjaar legt de organisatie verantwoording af in de vorm van verhalen en feiten. Maar dat moet de gemeenteraad ook slikken. Die zegt waarschijnlijk: “We zijn een artikel 12-gemeente! Hoe haal je het in je hoofd?!” Maar wij zien goede kansen om de bureaucratie op die manier terug te dringen’

* Geschreven door: Esther Barfoot

Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.

Werkgemeenschap in de zorg voor jeugd

Jan Smit van Broosz staat met een interview, in de nieuwe Slow Management nr 38 met het thema ‘Werkgemeenschap’, waarin hij spreekt over de versnipperde jeugdzorg en de lokale werkgemeenschappen. Lees hier het volledige artikel.

In het interview beschrijft Jan Smit de uitdagingen van de transformatie van de zorg voor de jeugd. De afgelopen anderhalve jaar heeft Broosz onderzoek gedaan naar hoe het staat met de transformatie van de zorg voor jeugd, nu de transitie is gerealiseerd en of het lukt de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Broosz trok het land in op zoek naar gemeenten en wethouders die hun nek durven uit te steken en te durven innoveren. Het resultaat: mooie gesprekken tussen professionals en de lokale werkgemeenschap. In de zogenaamde transformatiedialogen met de lokale werkgemeenschap ging het over de lokale ambities, de stand van zaken van de transformatie en ieders rol daarin. Een transformatiedialoog met een werkgemeenschap is een vorm van collectief leren, een horizontale manier van leren en verantwoorden. Werkgemeenschappen ontstaan, ontwikkelen zich, leven, veranderen en sturen zichzelf.

In de publicatie Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor jeugd in zicht? van Jan Smit zijn de reflecties van het onderzoek beschreven. Klik hier om de gratis pdf te downloaden of een hardcopy te bestellen

Elk kwartaal biedt Slow Management Magazine inspirerende verhalen over organiseren met ruimte voor vakmanschap, samenwerken op basis van vertrouwen, en verbinden van mensen in en om de organisatie. Kijk voor meer informatie op de website: http://www.slowmanagement.nl

Praktijkdag Nieuw Verantwoorden als Motor voor de Transformatie

In samenwerking met Gemeente.nu organiseert Broosz op 10 november 2016 in Breukelen de praktijkdag Nieuw Verantwoorden als Motor voor de Transformatie in het sociaal domein.

De transformatie in het sociaal domein laten slagen door nieuw verantwoorden

Als zorgaanbieder, welzijnsinstelling of sociaal team staat uw cliënt centraal en bent u niet gebaat bij toenemende regeldruk. Hoe komt u in deze complexe situatie in gezamenlijkheid tot de zo nodige nieuwe vormen van verantwoording? Gastsprekers Annemarie van Dalen (Bestuurder van De Opvoedpoli en Care Express en toezichthouder in de gehandicaptenzorg) en Ed Vosselmans (Hoogleraar Management Control voor de publieke en non-profitsector) geven in de ochtend aan hoe u uw verantwoordingspraktijk afstemt op principes van het ‘nieuw organiseren’.

Waarom kiezen pioniers voor Nieuw Verantwoorden?

In de middag zullen René Peters (Wethouder sociale zaken, jeugd, onderwijs en integratie in de gemeente Oss) en Ruud Klarenbeek (Directeur J.P. van den Bent stichting) een praktijkcase inbrengen. Zij kiezen voor horizontaal verantwoorden in plaats van hiërarchisch. Dit stimuleert het leren en ontwikkelen van professionals. Hoe zorgen zij ervoor dat zorg en ondersteuning daadwerkelijk transformeren binnen de vereiste kaders en regelgeving?

Jan Smit van Broosz is dagvoorzitter en moderator van deze dag en zal een introductie geven over Nieuw Verantwoorden.

Meer informatie & Aanmelden

Klik hier voor details rondom het programma en de sprekers.

Klik hier om u direct in te schrijven voor de Praktijkdag Nieuw Verantwoorden.

Tijd: 09:00 – 16:30 Locatie: Van der Valk Breukelen, Stationsweg 9, 3621 LK Breukelen

Naar aanleiding van de Praktijkdag Nieuw Verantwoorden schreef Jan Smit de blogs, ‘Bureaucratische verantwoording onder vuur’ en ‘Inspirerende vernieuwing voor de jeugdzorg‘.