Jeugdzorg Advies Teams, Brede Hoed Teams, Samenhangende Zorg. Ruud Grondel, wethouder Sociaal Domein te Diemen, heeft over de jaren vormgegeven aan allerlei verschillende vormen van multidisciplinaire teams van professionals in de jeugdzorg. Met de bedoeling dat de professionals meer ruimte krijgen, elkaar makkelijk weten te vinden en makkelijk kunnen doorverwijzen. Kortom, betere jeugdzorg kunnen verlenen. De volgende stap is, volgens hem, om de verantwoording anders vorm te geven. Bijvoorbeeld door middel van transformatiedialogen.
Hoe ben jij tot de transformatiedialogen gekomen?
‘Ik ben al vijfentwintig jaar wethouder. Mijn eerste post was in het Amsterdamse stadsdeel Westerpark. Daar heb ik toen de Jeugdzorg Advies Teams (JAT’s) opgezet. Ik zag dat hulpverleners er erg alleen voor stonden. Als een kind sociaal-emotionele problemen heeft, weet je aanvankelijk niet wat eraan de hand is. Is de moeder alcoholist of heeft het kind een stoornis? Je weet nog niet of het kind moet worden geleid naar passend onderwijs of naar maatschappelijk werk. Waarom zou je zorgverleners daar alleen voor laten staan? Beter is het om ze te versterken door ze in een multidisciplinair team te laten draaien. In Haarlem heb ik vervolgens het initiatief genomen tot samenhangende zorg voor daklozen. Daarna kwam ik naar Diemen. Hier waren de JAT’s net afgeschaft, omdat Bureau Jeugdzorg was opgericht en dat wilde niet samenwerken met Passend Onderwijs. Ook destijds in Haarlem zag ik het fout gaan door de financiering vanuit allerlei verschillende potjes. Ik heb toen besloten om – als het me enigszins lukte – de financieringsstroom en de verantwoordingswijzen opnieuw vorm te geven. Ik heb enorm geknokt voor decentralisatie, want hoe meer je de verantwoordelijkheid in één hand brengt, hoe meer ruimte je kunt geven aan het werkveld.’
Wat is volgens jou het doel van de transformatiedialogen?
‘In Diemen hebben wij gekozen voor, wat wij noemen, de Brede Hoed Teams, vergelijkbaar met de bekende Samen Doen Teams in Amsterdam. De Brede Hoed Teams (BHT’s) bestaan uit professionals uit het hele sociale domein: de gezondheidzorg, psychiatrie, maatschappelijk werk, onderwijs, kinderbescherming, et cetera. De volgende stap is dat dit Brede Hoed-netwerk echt gaat leven. Transformatiedialogen zijn een manier om mensen uit hun koker te krijgen, ze het vak van de ander te leren begrijpen en ze echt te laten samenwerken. Samen onderzoeken ze: Wat gaat er goed? En wat gaat er slecht? Op die manier gaan professionals de verantwoordelijkheid delen voor wat er gebeurt. En samen bedenken hoe ze het beter kunnen doen. Vanuit hun eigen vakmanschap en specialisme. We hebben in de BHT’s bewust gekozen voor specialisten, maar ze moeten wel generalistisch leren denken. Dat is een van onze zoektochten geweest: moeten we deze professionals nu wel of niet in dienst nemen bij de gemeente? We hebben ze bewust niet in dienst genomen, omdat we niet willen dat ze ontkleuren. Ze moeten binnen hun vak blijven.
De transformatiedialogen vormen een platform voor fundamentele verandering. Wat zijn de belangrijkste voorwaarden om de transformatie te laten slagen?
‘Het wegnemen van bureaucratische belemmeringen tussen de professionals. Het versterken van hun zelfvertrouwen om te handelen. En ze daarbij aan te spreken op hun verantwoordelijkheid. En, wat ik net al zei, de financiering, opdrachtverlening en verantwoording zo vorm te geven dat die de samenwerking niet belemmeren, maar faciliteren en uitdagen. Dat we voortdurend een aantal zelfde principes uitdragen, zoals “één gezin, één plan, één regisseur”. En dat we continu in gesprek blijven over hoe we de professionals de ruimte geven en de ouders en het kind centraal zetten. Dat we de organisaties van de professionals daarop blijven aanspreken.’
Wat zijn de grootste gevaren voor de transformatie?
‘Dat we geen tijd krijgen van de publieke opinie. En dus niet van het parlement. Belgisch hoogleraar Kenis – van de Universiteit van Antwerpen – betoogt dat je bij een transformatie of reorganisatie zeker twee jaar verminderde productie hebt, maar daarna snel de weg omhoog vindt. Maar als je in die eerste twee jaar de verandering weer gaat bijstellen, glijd je helemaal af. Ondertussen heeft ons parlement aangegeven dat er over twee jaar geëvalueerd gaat worden. Sterker nog, ze is nu al begonnen. Het tweede grote gevaar is dat gemeentes door de accountants en de juridische medewerkers in oude structuren worden geduwd. Nu al zie ik dat het regelmatig clasht tussen de frontlijn – de mensen in de uitvoering van de WMO – en degenen die de budgetten beheren, de beschikkers over het geld. In een gezinssituatie kan het bijvoorbeeld beter zijn dat een kind van boven de drieëntwintig thuis blijft wonen, maar officieel wordt hij dan voordeurdeler en vervolgens wordt hij gekort op zijn uitkering. Terwijl het in dat gezin helemaal niet wenselijk is, omdat ze de eindjes al aan elkaar moeten knopen. Hierover kan de maatschappelijk werker bijvoorbeeld behoorlijk in de clinch liggen met een collega van het UWV. Het antwoord is: escaleer en ga samen naar een leidinggevende met de vraag: wat gaan we doen? Wij zeggen ook tegen de collega’s van de juridische en financiële afdelingen: ga naast je cliënt staan. Maar vaak weten zij niet hoe. Wat zeker is: ze zijn niet zomaar klaar met hun wettelijke taak. Ze moeten verder kunnen kijken. Maar zijn dat vaardigheden die je van al deze mensen kunt vragen?’
Is het cruciaal dat deze gesprekken vanuit de werkgemeenschap plaatsvinden?
‘Ja, want binnen het Brede Hoed-netwerk zijn korte communicatielijnen cruciaal. Een belangrijke doelstelling is dat professionals makkelijk kunnen doorverwijzen. Dat kan alleen als ze elkaar en elkaars vak kennen. Je kent geen functie, maar een gezicht.’
Wat betekent dat voor hun eigen organisaties? Worden die daarmee minder belangrijk?
‘Ja, daar zit wel spanning op … Over tien jaar kan er een heel andere clustering zijn. Dan zijn al die verkokerde organisaties er misschien niet meer. Sommige organisaties zijn hierdoor ook in de war. Anderzijds blijft de vakkennis van de professionals essentieel. Dat ze blijven sparren met hun vakgenoten. Ook het leveren van professionals, het sturen van een vervanger bij zwangerschapsverlof en dergelijke, blijft een klus. Maar dat er veel bij de organisatie gaat veranderen, is zeker.’
De gemeente is zelf ook een ambtelijke organisatie die gewend is te denken vanuit structuren, regels en beleidsstukken. Lukt het de gemeente om de beweging te maken naar regelruimte voor de professionals?
‘Dat is ook voor sommige ambtenaren moeilijk. Vooral voor de beleidsafdelingen. Hoe organiseer je ruimte, zonder het dicht te lopen? Over die vragen voeren wij veel gesprekken.’
Hoe ga je daarmee om?
’Wij hebben een informele raadscommissie ingesteld, waar ambtenaren en professionals vertellen hoe het gaat. De ene keer komen de ouder-kindcoaches vertellen, de andere keer komt Veilig Thuis. De raadsleden stellen allerlei vragen over hoe het zit. Maar ook politieke vragen. Het voorkomt dat de raadsleden via scherpe debatten en raadsvragen aan informatie moeten komen. Ze hebben het gevoel dat ze weten wat er speelt en dat ze het even tijd moeten geven. Ze kennen mij en hebben veel vertrouwen in het ambtenarenapparaat. Ik hoor wel van collega’s in andere gemeenten dat ze elke maand in de raad spitsroeden moeten lopen. Dat is hier gelukkig niet zo.
Gaan jullie door met de transformatiedialogen?
‘Dat gaan we op basis van de opgedane inzichten en ervaringen bespreken. Maar dat we doorgaan met een vorm van gesprekken is zeker. Het is cruciaal: de manier van sturing en verantwoording stuurt de vernieuwing. Als je de vernieuwing plat slaat naar geld en cijfers, gaat het nergens over. Wat ook interessant is: ik ben met een aantal verantwoordelijke beleidsambtenaren aan het kijken hoe we deze verantwoording die nu in de vorm van de transformatiedialogen binnen de werkgemeenschap plaatsvindt, kunnen doorontwikkelen tot een kennis- en verantwoordingsplatform voor de gemeenteraad? Hoe doen wij dat? Hoe laten wij de raad en, in het verlengde daarvan, de bevolking zien wat er gebeurt? We zouden alle raadsleden kunnen uitnodigen, maar dan zou je het gesprek misschien doodslaan. Welke andere vormen zijn er om de oogst van deze gesprekken zichtbaar mee te maken?’
Spelen al deze vragen ook in het landelijke netwerk, bijvoorbeeld de VNG?
‘Er wordt binnen het VNG wel gesproken over nieuwe vormen van verantwoording, maar deze dialoog dreigt weg te zakken achter alle problemen rondom het dagelijkse werk. Op een congres waar ik de afgelopen dagen was, hebben een aantal gemeenten wel verteld over een nieuwe wijze van zorginkoop, waarbij gekeken wordt naar de totale zorg die een gezin nodig heeft. Daar wordt een gewichtsklasse aan gegeven. Dat is een oplossingsrichting om het gezin meer integraal te benaderen. Zo zie je: tal van gemeenten zijn bezig met een zoektocht. Ze proberen op een creatieve manier de zorg beter vorm te geven.’
Welke oproep zou jij doen aan andere wethouders in Nederland?
‘Houd de bedoeling van de transformatie voor ogen! Werk met elkaar samen voor het versterken van de zwaardere vormen van zorg. Organiseer ruimte voor innovatie. Ga in gesprek met de zorgaanbieders over de gewenste richting. Doe dit niet vanuit je kamertje.’
Hoe blijft Diemen als pionier overeind?
‘De kracht van deze verandering is dat we de tijd en de ruimte krijgen om het lokale netwerk tot bloei te laten komen. Daar moeten we voor knokken.’
Geschreven door: Esther Barfoot
Dit interview is gepubliceerd in het boek ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders – Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht? geschreven door Jan Smit, partner van Broosz. In deze publicatie staan de reflecties van het onderzoek Jong in Buurt waarin de vragen ‘Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor jeugd? & ‘Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen. Klik hier om de publicatie te bestellen of te downloaden.