“Broosz laat op authentieke en bevlogen wijze mensen anders naar hun eigen – vaak bureaucratische – organisatie kijken. Hoe kan het anders, beter, slimmer en met het cliëntbelang voorop?”
Partner, Inspire Circle of Professionals
“Broosz laat op authentieke en bevlogen wijze mensen anders naar hun eigen – vaak bureaucratische – organisatie kijken. Hoe kan het anders, beter, slimmer en met het cliëntbelang voorop?”
Partner, Inspire Circle of Professionals
Deze week publiceerde Gemeente Apeldoorn het boekje ‘Hoe Werken Volgens De Bedoeling. Vakmanschap in ontwikkeling. Praktische handvatten, werkende strategieën en meeslepende verhalen’. Het boekje schetst de zoektocht naar het gaan werken vanuit de bedoeling, waar de gemeente Apeldoorn naartoe beweegt. De publicatie is in co-creatie ontstaan uit een onlangs door Broosz gefaciliteerde leerbijeenkomst. Onder de noemer ‘Hoe werk jij vanuit de bedoeling?’ kwamen pioniers uit de verschillende gemeentelijke domeinen van de gemeente Apeldoorn bijeen om ervaringen te delen en van elkaars praktijken te leren. Jan Smit van Broosz schreef een inleiding en beschouwing en de redactie was van Liesbeth Josiassen. De publicatie is geïnspireerd op De Binnenkant van Nieuw Organiseren.
Het nieuwe denken en handelen moet veroverd worden op het oude
Gemeenten zijn aan het bewegen. Het kan ook niet anders. Grote maatschappelijke vraagstukken zijn niet meer binnen een enkele eenheid bij de gemeente op te lossen. Ze vragen om samenwerkingen tussen bewoners, ondernemers, organisaties en verschillende rollen en disciplines van de gemeente. De beweging waarover je in dit boekje kan lezen, komt niet tot stand door het maken van beleidsstukken, door reorganisaties en met allerlei trainingen ‘de bedoeling’. Ze krijgt kans door te experimenteren. Het vraagt om de ontwikkeling van nieuw ambtelijk vakmanschap in de tussentijd. Door mensen die een beeld voor ogen hebben hoe het anders kan en daadwerkelijk verantwoordelijkheid nemen daar wat mee te doen.
Verhalen over ‘hoe het ècht gaat’
In de publicatie staan diverse ervaringsverhalen van pioniers die hun werk in de praktijk anders proberen te doen. Verhalen over ‘hoe het ècht gaat’, wanneer je kiest om te werken vanuit je hart, en je te verbinden met een lastig vraagstuk. De publicatie is aangevuld met theorie om de processen te duiden, en met geleerde lessen en concrete handreikingen om zelf aan de slag te gaan in je eigen praktijk.
Betekenisgeving
Broosz ondersteunt en werkt vaker samen met gemeenten die een stap willen zetten in nieuw (Rijnlands) organiseren. Anders organiseren vraagt om een andere blik op het werk, op samenwerken met collega’s, gemeentelijke domeinen en burgers en om anders om te gaan met leren en verantwoorden. We organiseren in co-creatie betekenisgevingsprocessen om deze beweging aan te jagen en al werkenderweg, gestalte te geven.
Aan de slag
Werk je binnen een gemeente en heb je interesse in anders organiseren en werken vanuit de bedoeling? Leg dan contact met ons en vraag om een exemplaar van deze publicatie. We stellen een beperkt aantal exemplaren kosteloos ter beschikking. Mogelijk zijn de ervaringsverhalen een inspiratie om zelf ook concreet aan de slag te gaan binnen je eigen context. Stuur ons een bericht.
.
Broosz ondersteunt en werkt samen met gemeenten die een stap willen zetten in anders organiseren en werken volgens de bedoeling. In gemeenten is traditionele lijnsturing nog leidend, en op basis daarvan worden de werkprocessen en systemen vormgegeven. Dat leidt niet in alle gevallen tot gewenste resultaten. De roep om anders te gaan handelen wordt daardoor gesterkt: ‘Dit kan de bedoeling toch niet zijn?’. Het werken volgens ‘de bedoeling’ vraagt om een andere blik op het werk, op samenwerken met collega’s, gemeentelijke domeinen en burgers en om anders te gaan leren en verantwoorden. We organiseren in co-creatie het betekenisgevingsproces om het werken vanuit de bedoeling, al werkenderweg, gestalte te geven.
Een voorbeeld is de gemeente Apeldoorn. Komende week publiceren zij het boekje ‘Hoe Werken Volgens De Bedoeling – Ons vak in ontwikkeling. Praktische handvatten, werkende strategieën en meeslepende verhalen’. Hieronder lees je de inleiding van dit boekje, geschreven door Jan Smit van Broosz. Hij verwijst daarin naar enkele ervaringsverhalen uit de publicatie, van ambtenaren die zich geconfronteerd zagen met lastige situaties en daarop besloten om het anders op te lossen, handelend in ‘de geest van de wet’.
In de Tussentijd
Het is best logisch om de bedoeling centraal te stellen. Om meer rekening te houden met de specifieke context en behoeften van inwoners. En om ambtenaren meer ruimte te geven om te handelen vanuit de bedoeling, vanuit de geest van de wet. De oude logica zit echter diep in ons denken. En diep in de praktijken en systemen waar we dagelijks in en mee werken en leven.
We leven, zou je kunnen zeggen in de tussentijd, de tijd waarin twee soorten denken en handelen tegelijkertijd aanwezig zijn. Jij als voorloper bent bezig om een integrale maatwerk oplossing te realiseren, omdat naar je vakkundige overtuiging een inwoner met een bepaalde vraag daar veel beter mee geholpen is. Maar jouw oplossing is, zo merk je, is nog lang niet vanzelfsprekend voor een collega uit een ander werkveld. Zeker niet als die collega aangeeft geen beslissingen te kunnen of te willen nemen die buiten het eigen domein vallen, omdat zijn of haar afdeling nog vooral gestuurd en beoordeeld wordt op het behalen van resultaten op het eigen domein.
Ander Denkkader
Achter het nieuwe ambtelijke vakmanschap, achter die andere manier van werken en organiseren, zit een heel andere logica. En een heel andere kijk op organiseren en verantwoorden van werk. We hebben niet te maken met een andere min of meer toevallige voorbijgaande methode of techniek, maar met een totaal ander denkkader. Als je je aan de slag gaat met het werken vanuit de bedoeling, dan kom je om het anders uit te drukken, op een ander speelveld terecht. En op dat andere speelveld wordt een ander spel wordt gespeeld, met andere spelregels. Het hangt allemaal met elkaar samen, maar je krijgt er pas gaandeweg zicht op.
Het nieuwe denken en handelen
moet veroverd worden op het oude
Want achter de manier waarop dat andere spel gespeeld wordt, achter deze manier van organiseren, zit een verzameling van totaal andere overtuigingen. Gerwin de Besten geeft in zijn verhaal aan dat het durven handelen op basis van zijn kompas afhangt van het vertrouwen dat collega’s en je leidinggevende in je hebben. Het vertrouwen in het vakmanschap van ambtenaren in de frontlinie, van ambtenaren die in de leefwereld werken, is een heel belangrijk uitgangspunt en voorwaarde om afwegingen te kunnen maken. Dat is een fundamentele omslag.
Regels, protocollen en procedures zijn uiterst relevante richtingwijzers. Ze bieden een grote mate van zekerheid en betrouwbaarheid. De verhalen in deze publicatie laten zien dat complexe maatwerk dienstverlening vraagt om afwegingsprocessen. Dat is meer dan het eenvoudigweg ‘uitvoeren’ van de regels. Regels vragen feitelijk om toepassing in een context. Ze zonder nadere beschouwing toepassen kan leiden tot beslissingen die niet passen bij de intentie van de wetgever, bij de bedoeling achter de regels of procedures of bij de vraag van een inwoner of ondernemer.
Naar vertrouwen in vakmanschap
Het vertrouwen in regels en procedures verschuift naar het vertrouwen in vakmanschap. En dat is in de bureaucratie van de gemeente nog niet zo vanzelfsprekend, blijkt uit de verhalen. Want het vraagt durf om van het pad af te wijken. Sec volgens de regels werken is voor iedereen wel het makkelijkst, beseft Wendy de Wit. Dan hoef je je kennelijk geen zorgen te maken ergens op aangesproken te worden. Maar dat had tot gevolg kunnen hebben dat een jongere met grote gedragsproblemen op straat terecht was gekomen, zoals we lezen in ‘de caravan’. Daarmee moeten we ons realiseren dat het ook vaak onze eigen aannames en vanzelfsprekendheden zijn die ons in de weg zitten. In veel organisaties gaan verhalen rond over wat er niet mag ‘van Den Haag’, van ‘de gemeente’, of ‘van het protocol’. Heel vaak betreft dat echter zaken die mensen elkaar hebben opgelegd, zoals Hinnie Bolt ook aangeeft.
Erik Gerritsen, Secretaris Generaal van het Ministerie van VWS, merkt op dat mensen zichzelf en elkaar heel vaak beperken in hun denken en handelen: ‘Wees niet verbaasd dat het je eigen geestelijke gevangenis is die vernieuwing in de weg staat.’ Een prachtig voorbeeld is de vijfminuten-registratie binnen de wijkverpleging waar jaren kritiek op is geweest en die recent door Minister Hugo de Jonge is afgeschaft. Maar deze bureaucratie verhogende regel was in 2009 al door het vierde kabinet-Balkenende afgeschaft! Ondanks het verdwijnen van de wettelijke verplichting bleef dat verhaal rondzingen in het Nederlandse zorglandschap. Maar de zorgverzekeraars, werkgevers en hun accountants hielden de registratie zélf in stand, als een soort informele prikklok.
Tegen de gewoonte in
Zo gaat het in het klein ook. Het is dus belangrijk om, als je een gewoonte, norm, regel of procedure weinig verdedigbaar vindt, te achterhalen of het verhaal klopt dat erover verteld wordt. ‘Wat moeten we echt, of wat hebben we elkaar opgelegd’, zo vraagt teammanager Toezicht en Handhaving Ruimtelijke Leefomgeving Hinnie Bol zich steeds af. Het advies van Erik Gerritsen: ‘Stap zelf ook als professionals uit de afwachtende en afhankelijke rol. De vernieuwing begint ook – en misschien wel vooral – bij het gaan staan voor jouw visie op wat nodig is in een bepaalde situatie. Vertrouw en durf te gaan staan voor je eigen professionele hart. En eis rugdekking van je bestuurders, schaal op als je zelf niet in staat bent het op te lossen, want ook dat is professioneel handelen.’
Met andere woorden: Ga voor de bedoeling, tegen de gewoonte in..!
Deze publicatie schetst de zoektocht naar het gaan werken vanuit de bedoeling, waar de gemeente Apeldoorn naartoe beweegt. De publicatie is ontstaan in co-creatie, naar aanleiding van een door Broosz gefaciliteerde leerbijeenkomst. In de publicatie staan diverse ervaringsverhalen van pioniers die hun werk anders proberen te doen. Verhalen over ‘hoe het ècht gaat’, wanneer je kiest om te werken vanuit je hart, en je te verbinden met een lastig vraagstuk. Jan Smit van Broosz schreef een inleiding en beschouwing. Redactie door Liesbeth Josiassen.
Interesse? De publicatie is via ons beschikbaar, neem daarvoor contact met ons op.
Precies één jaar geleden ben ik gestart bij Broosz. Ik had vooraf al het gevoel dat ik op een bijzondere plek terecht was gekomen. Via een toevallig netwerkcontact kwam ik Broosz op het spoor. En er was een vacature, geluk! Ik wilde ondernemen – met een maatschappelijke missie – maar had daarin behoefte mij aan te sluiten bij een collectief waarin vanuit dezelfde visie en waarden wordt gewerkt. Als broedplaats waar mijn ondernemerschap kon groeien en waar ik tegelijk vakinhoudelijk de reflectie kon opzoeken.
Ik was net weg bij de Universiteit Twente, waar ik twee jaar docent HRD ben geweest. Dat was een mooie ervaring, maar net als bij de adviesopdrachten die ik sinds 2008 had gedaan bekroop mij het gevoel dat ik in een systeem werkte waar ik niet los van kwam. Een systeem waarvan ik de condities niet kon bepalen, maar waarin die condities zich wel in mijn werk opdrongen als onhandige en starre werkelijkheden. Ik vroeg me regelmatig af of ik niet gek was. Was ik de enige die met een simpele logica van ‘wat is hier nodig’ vraagtekens zette bij de geldende regels en systemen?
De stap naar Broosz had niet beter kunnen uitpakken. Ik kwam terecht in een context die mijn ogen heeft geopend voor de noodzaak om anders organiseren als een uitgangspunt te nemen. Eerder vond ik dat allemaal al erg interessant – ik las werk van Joseph Kessels, Jaap Peters, Thijs Homan, Wouter Hart, Laloux… maar ik had geen integraal perspectief hoe dat allemaal samenhangt. Toen ik begon bij Broosz daagde bij mij langzaam het besef dat ik in het verleden altijd ‘binnen het systeem’ had gewerkt; ondanks dat ik mij altijd bezig had gehouden met ‘de professional voorop’, lerende organisaties, intrinsieke motivatie, innovatie, zelforganisatie en emancipatie van professionals! Ik was er kennelijk toch ook ingetrapt om, al pratend over vernieuwing en vakmanschap, dit binnen traditionele opvattingen over organiseren te doen.
Reflecterend op die periode, zie ik nu in dat het bij mijn opdrachtgevers ontbrak aan een keuze fundamenteel anders naar organiseren te gaan kijken en daar echt voor te gaan staan – dit op basis van een inhoudelijke visie op vakmanschap en waar een organisatie nou eigenlijk toe dient. Uit zo’n keuze vloeit vanzelfsprekend de noodzaak voort om vakmensen meer ruimte te geven en te gaan organiseren vanuit eigenaarschap, en het besef dat ‘de organisatie’ bestaat om die professionals het mogelijk te maken hun beroep uit te oefenen. En dus niet praten over zelforganiserende teams, maar dat je dan toch nog toestemming van je manager nodig hebt om een schaar van €4 aan te schaffen.
Die keuze maken brengt ook met zich mee dat het leren en ontwikkelen, veranderen en ook verantwoorden meebeweegt. Dat anders leren is een beweging die het HRD vakgebied al sinds de jaren ’90 in toenemende mate bezighoudt (zelfgestuurd leren, lerende organisaties, learning on the job, 70:20:10, etcetera), maar die binnen traditionele organisaties eigenlijk nauwelijks van de grond komt. De retoriek van het vak verandert wel, maar wie in de praktijk met professionals spreekt komt toch vaak tot de conclusie dat er aan betekenisgeving weinig is gedaan, en dat ‘ze het gewoon verzonnen hebben op het hoofdkantoor’. De neiging is heel sterk om bij een succesvol experiment met teams die zelf aangeven wat ze nodig hebben, dit toch weer te gaan ‘uitrollen en implementeren’ bij alle andere teams.
Bij Broosz is de keuze expliciet: we werken samen met organisaties die deze fundamentele keuze maken, of op het punt staan deze te maken. En die daarvoor durven te gaan staan. Daarbij contracteren we onze opdrachtgevers ook op de principes en waarden die zij willen hanteren in het organiseren. Dit maakt het mogelijk om een echte context te creëren waarin verandering mogelijk is, en waarin de steun van bestuurders (en raad van toezicht) er is om vanuit het vakmanschap te gaan werken en daarin te ‘doen wat nodig is’. Dat zijn processen met een heldere richting en vanuit heldere uitgangspunten. Processen die openheid geven en daardoor heel spannend zijn, die vragen om lef, goede gesprekken en om volharding.
In het komende jaar zet de ontwikkeling zich door met spannende projecten in de jeugdzorg, ouderenzorg, diverse communities of practice en bij gemeentes. Plekken waar echte pioniers zijn gaan staan voor iets waar zij in geloven. Voor mij ligt de ontwikkeling erin om het gedachtengoed van anders organiseren steeds sterker als logisch uitgangspunt te hanteren en mij verder te ontwikkelen in het het begeleiden van de dialogen die nodig zijn om collectief betekenis te geven. In iedere context is die betekenis uniek en is het voor betrokkenen niet altijd logisch om openheid te laten bestaan in het proces. Het begeleiden van deze processen vind ik een voorrecht, en ik ben dankbaar dat mijn collega’s Jan en Georgette me zo warm hebben verwelkomd om een bijdrage te leveren. En dat in een samenwerkingsvorm die passend is, die onze maatschappelijke missie en gedeelde verantwoordelijkheid daarvoor als uitgangspunt neemt. Daarom stap ik vanaf komend voorjaar in als partner bij Broosz – en daar ben ik heel trots op!
De beweging naar Nieuw Organiseren is niet te managen. In de menselijke werkelijkheid is, om met Hannah Arendt te spreken, nooit sprake van ‘maken’, maar altijd van ‘handelen’. En dat handelen van mensen is altijd uniek. Ieder mens kan iets nieuws, iets anders doen dan daarvoor. Hannah Arendt noemt dat ‘nataliteit’. Dat betekent dat het menselijk handelen zich kenmerkt door complexiteit en broosheid. Vernieuwingsprocessen zijn zelforganiserende processen waar we minder invloed op hebben dan we denken. Het is een krachtmeting tussen verhalen. Verhalen bijvoorbeeld over ‘dat het nu eenmaal zo gaat’ en verhalen over ‘dat het echt anders kan’.
Bovenstaande tekst verscheen in de Binnenkant van Nieuw Organiseren, een boekje met een verzameling van praktijkverhalen van pioniers en activistische doeners uit het sociaal en publiek domein, die gegrepen zijn door een andere visie op organiseren. Geen verhalen met een ‘how-to-do-list’, nergens opsommingen van ‘de 7 stappen naar Nieuw Organiseren’. Maar hoe dan wel? Pioniers leerden ons al eerder: ‘the answer to how is yes’. En daar voegt prof. dr. Thijs Homan, wiens gedachtegoed we meenamen in deze publicatie, twee belangrijke ’troefkaarten’ aan toe. Broosz zal haar troefkaarten komend jaar zeker inzetten!
Hierbij een oproep aan alle pioniers in ons netwerk die ieder in hun eigen context aan het experimenteren zijn met nieuw en anders organiseren vanuit een meer humaan organiseerparadigma: zet in 2019 je troefkaarten in!
TROEFKAART 1: kies voor je eigen optimistische doorleefde visie als je intuïtief vermoedt dat dit de meest waardevolle, kansrijke en humane toekomstige richting is, ook al is die omgeven met tal van onzekerheden. Ook al beweegt de meerderheid langs de lijn van de oude, vertrouwde logica en patronen.
TROEFKAART 2: blijf al handelend de andere kant uit praten en doen! Ga vooral door met waar je mee bezig bent, zoek verbinding en vergroot op alle mogelijke plekken waar je bent de kans dat er nieuwe gesprekken ontstaan naast de bestaande bekende gesprekken. Daarmee vergroot je de kans dat het nieuwe, alternatieve verhaal werkelijkheid wordt.
Broosz wenst je fijne dagen en een nieuw jaar vol alternatieve wegen & verhalen!
Van leidinggevenden in de verpleeghuiszorg hoor ik wel eens: ‘de mensen hier willen het niet’. En ‘het’ gaat dan over het herverdelen van eigenaarschap. Het beeld van meer eigenaarschap bij professionals is het overnemen van administratieve taken, het ‘bureauwerk’ van de manager of teamleider. Ik kan me dat goed voorstellen. Je moet er toch niet aan denken dat je als zorgprofessional nog meer werk moet verrichten dat niet echt bijdraagt aan de zorg voor en welzijn van bewoners en cliënten? Maar geldt dat ook voor het doen van intakes en kennismakingsgesprekken met nieuwe bewoners en hun familie, het aannemen van nieuwe collega’s in je team, het actief benaderen en samenwerken met familie? En hoe zit het met het samen met je team de agenda bepalen van je overleg of het zelf ‘rondbreien’ van de planning zodat je niet onverwacht in je eentje 18 mensen naar bed moet brengen op een avond? En geldt het ook voor het samen met je collega’s besluiten nemen over zaken die er echt toe doen rondom jouw bewonersgroep?
Zelfsturing is geen doel op zich, roepen tegenstanders steeds vaker. Eens. En toch wil ik benadrukken hoe belangrijk het is om het werk dichtbij bewoners en professionals te organiseren en het eigenaarschap samen te verdelen. Het onderzoeken en ontdekken hoe deze verandering wèl werkt en bijdraagt aan het welzijn van ouderen is voor sommigen een tijdrovend proces. Naast het negatieve beeld van nog meer ‘bureauwerk’ zijn er ook grote personeelstekorten. Professionals ervaren überhaupt weinig tijd om het werk dichtbij bewoners en dus op maat te organiseren als zouden ze het willen. Maar mijns inziens is de grootste hobbel in dit veranderingsproces de handelingsonzekerheid of -verlegenheid van professionals. Ontstaan in een top-down hiërarchie en de soms starre omgeving waarin men jarenlang heeft moeten werken of nog steeds werkt.
Ik zie kort gezegd het fenomeen van ‘aangeleerde hulpeloosheid’ in sommige instellingen en zorgteams sterker dan ooit. Het fenomeen dat professionals geen invloed denken te hebben op hun eigen handelen en ‘vastzitten’. Beter gezegd: professionals die geconditioneerd zijn door een managementstructuur die hen verantwoordelijkheid ontneemt. Parallel daaraan zie ik dat helaas ook bij bewoners en cliënten. Bewoners en cliënten die soms ook geen vragen meer (durven) stellen en ‘doen’ wat er van hen verwacht wordt. En dat betekent helaas voor bewoners soms ‘lopen in het gareel’ van het team van professionals dat verantwoordelijk voor hen is. Dat kan toch echt niet de bedoeling zijn!
Zelfvertrouwen en handelingsruimte van professionals dragen mijns inziens bij aan de eigen regie van bewoners en cliënten. Dat is niet een nieuw inzicht, maar ik wil het graag benadrukken, omdat dit perspectief soms verdwijnt in het praten over de ontwikkeling naar een andere zorgvisie, anders organiseren en meer eigenaarschap bij professionals. Bij het fenomeen van aangeleerde hulpeloosheid zie je dat de creativiteit in het handelen van sommige professionals is vermorzeld onder het bewind van stevige sturende managers, hoofden en overmatige bureaucratie. In een context waar professionals onzeker zijn geworden en een negatief zelfbeeld hebben gekregen is het proces van ontwikkelen, uitproberen, leren, vallen en weer opstaan, absoluut niet meer vanzelfsprekend. Een beweging naar samen sturen, vakmanschap verder ontwikkelen en verantwoordelijkheid nemen, voelt dan als een te grote stap. De onzekerheid lijkt dan gemaskeerd door te zeggen dat je ‘het’ niet wilt, of dat ‘het’ maar een modeverschijnsel is, maar angst om te falen regeert. Met alle gevolgen van dien.
In een coachings-sessie met een zorgteam kwamen we te spreken over hun werk. Eén van de teamleden gaf aan dat zij niet nog meer verantwoordelijkheid wil. En dat ze in de zorg is gaan werken en niet voor een administratieve opleiding heeft gekozen. Maar ‘dit’, met grote armgebaren wijzend naar de kring van haar collega’s en doelend op het gesprek dat gaande was over de bewonersgroep en de problemen die men tegenkomt, ‘dit wil ik wel!’ Toen ik vervolgens vroeg wat haar belet vaker dit soort belangrijke gesprekken over het werk te organiseren, keek ze me vragend aan en zegt: Mag dat dan?
Als we uitgaan van organiseren vanuit de bedoeling, vakmanschap en primair proces centraal dan kan het soms zo eenvoudig zijn en is geen toestemming nodig van een leidinggevende. En dat is gelukkig regelmatig ook het geval. Zo kom ik in teams waar een grote betrokkenheid is, taken en verschillende rollen ‘gewoon’ onderling zijn verdeeld, en zaken rondom planning worden afgestemd, zodat men meer tijd kan besteden aan bijvoorbeeld het betrekken van familie en/of naasten. Op eigen initiatief. Maar natuurlijk! En het leuke is dat men naast het bespreken van belangrijke zaken over kwaliteit en samenwerking, ook experimenteert met het organiseren van eigen overleg of het voeren van sollicitatiegesprekken. Soms spannende gesprekken en nieuwe activiteiten, maar leerzaam en waardevol en van belang voor een goede kwaliteit van zorg en welzijn.
Maar voordat je het weet krijgen professionals te maken met de gevoeligheden van leidinggevenden of managers die hun rol zien veranderen en het verdelen van eigenaarschap bij nader inzien toch geen goed idee vinden. Men krijgt misschien te maken met een bestuurder die halfhartig poogt een andere bestuursaanpak of zorgvisie te formuleren en er net niet vol voor gaat. Met managers en teamleiders die blijven vasthouden aan hun positie en hun taken blijven mystificeren en top-down blijven sturen. Met beleidsmakers die bang zijn dat hun expertise niet meer nodig is en blijven denken voor de ander en steeds nieuwe projecten introduceren. Met collega’s van facilitair die nog de touwtjes in handen willen hebben en behandelaren die niet meedenken of met familieleden die alleen met ‘de manager’ willen spreken. En dan zijn er ook nog ‘veranderaars’ die met een heel verhaal komen over veranderen en transformeren …… Allemaal ruis.
Juist deze gevoeligheden en die ruis kunnen het leerproces van vakmensen die hun creativiteit weer willen en moeten hervinden flink afstoppen en vertragen. Vaak is men zich daar niet bewust van en is het allemaal goed bedoeld en begrijpelijk. Ik ben de eerste die altijd oproept tot mildheid naar de ander. Maar ik maak me ook zorgen. Vandaar mijn oproep aan bestuurders, managers, interne adviseurs en coaches: loop professionals niet in de weg! Zorg dat ze hun eigen creativiteit en professionele identiteit weer hervinden. Professionals moeten echt zelf weer over hun werk gaan! Trek samen op en kijk wat nodig is. Blijf kritisch als het nodig is. Maar ga vooral niet voor hen denken en beslissen, maar deel zoveel mogelijk relevante informatie, zakelijk, en ook op het gebied van innovatie. Roep niet bij voorbaat: ze kunnen ‘het’ toch niet! Luister, ga in gesprek en stel eens wat vaker vragen, waardeer, vertrouw, geef advies waar nodig, maar maak bovenal contact, ontmoet. Terug naar de basis. Creëer vooral ruimte zodat er weer geleerd kan worden en zelfvertrouwen kan ontstaan. En daarmee ook verantwoordelijkheid en eigenaarschap. Zodat daarmee ook de eigen regie van de cliënt of bewoner, voor mij het meest essentieel, parallel daaraan kan ontstaan. En cliënten en bewoners niet in het gareel moeten lopen. Maar het leven, in de tijd die hen nog rest, ten volle kunnen leven, ondersteund door professionals (en naasten) die bij hen aan kunnen sluiten.
17 december 2018 – Georgette Kempink
De 3e druk van Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders is een feit. In 2016 kwam deze publicatie tot stand in opdracht van Stichting Innovatie Jeugdzorg naar aanleiding van actie-onderzoek van Jan Smit. Erik Gerritsen, Secretaris Generaal Ministerie van VWS schreef bij de nieuwe druk een voorwoord, waarvoor wij hem hartelijk danken. Gerritsen onderstreept de kernboodschap van Smit dat de transformatie van de jeugdzorg nog moet beginnen. Het boek is dus nog steeds actueel.
“Het geeft naast een kritische reflectie ook een helder en inspirerend perspectief waar de zorg voor de jeugd zich naartoe kan ontwikkelen”. Erik Gerritsen, Secretaris Generaal Ministerie van VWS
Dit boek is voor wethouders, bestuurders, raadsleden, ambtenaren en professionals die werk willen maken van het transformeren van het sociaal domein en de zorg voor de jeugd in het bijzonder. Het boek is te bestellen bij Managementboek. Lees hieronder het voorwoord.
Een cruciale motor voor de noodzakelijke transformatie van de zorg voor de jeugd is de energie van professionals. Zij staan het dichtst bij kinderen en gezinnen en hebben daarom zicht op de mogelijkheden die daar kunnen ontstaan. Daarom is het zo vreemd dat professionals zo weinig het uitgangspunt zijn van de beweging die we de komende jaren voor ogen hebben. Samenwerken over domeinen heen is noodzakelijk om goede zorg te kunnen realiseren. Daarom zijn samenwerkende professionals de kern van de oplossingen in het veld. Samen met de mensen waar het om gaat natuurlijk, want: “niets over hen, zonder hen”.
De kernboodschap die Smit al in de eerste druk naar voren bracht is dat de transformatie van de jeugdzorg nog moet beginnen. Sindsdien is dit beeld bevestigd vanuit diverse bronnen. Zo laat de evaluatie van de Jeugdwet begin 2018 zien dat de transformatie, goede uitzonderingen daargelaten, nog op gang moet komen en dat met name de ontbrekende ruimte voor professionals door vermindering van regeldruk als unaniem gedeeld knelpunt wordt beleefd. Het in de kijker houden van de bedoeling, handelen in het ontwikkelingsbelang van het kind, vraagt om handelingsruimte voor de individuele en samenwerkende professional(s). Ook in het onlangs door minister Hugo de Jonge gepresenteerde Actieprogramma Zorg voor de Jeugd (mei 2018) komen deze aandachtspunten opnieuw aan de orde. Het is duidelijk: in de jeugdzorg is behoefte aan vernieuwing van het organiseren, aan handelingsruimte voor professionals, het creëren van hechtere netwerken die echt netWERKEN, samenwerkende vakmensen en bovenal een focus op de bedoeling, waar we het allemaal voor doen.
Dat wordt gelukkig steeds meer ingezien, maar van het beseffen dat het daar om gaat naar het zélf en samen zo gaan handelen, is een proces dat om tijd, lef en volharding vraagt. Niet wachten op systeemveranderingen, maar vanuit de transformatie-ambitie, vanuit de bedoeling; aan de slag! Klein beginnen met doen wat nodig is, is de koninklijke weg voor transformeren. Belangrijk is dat overal in Nederland zichtbaar wordt dat het kán, dat de transformatie vorm kan krijgen. Dat biedt kennis en inspiratie voor iedereen die ook aan het bouwen is aan een florerend sociaal domein.
Dat gaat niet zonder slag of stoot. Het ingewikkelde is dat je het vaak pas écht goed begrijpt als je het diepgaand hebt meegemaakt. Wanneer je met je eigen collega’s uit je team en over de grenzen van je eigen team in werkgemeenschappen, zoals Smit ze noemt, voelt waar het over gaat. In mijn rol als bestuurder van Jeugdbescherming Amsterdam kwam ik erachter dat je veranderingen niet kunt ‘uitrollen’. Het gaat om ‘inrollen’: elke groep samenwerkende mensen moet door een proces heen van het samen vormgeven aan de vernieuwde zorg voor de jeugd.
Dat betekent veranderen vanaf de werkvloer, vanuit de praktijk. Stap voor stap. Met steun vanuit de top. En dat is precies waar Smit mee aan het experimenteren is, onder meer op Walcheren.
Organisaties zijn niet het uitgangspunt, maar de bedoeling en het organiseren van oplossingen die samenwerkende professionals realiseren, op basis van voor hen urgente vraagstukken uit de praktijk. Dat doet ook een flink beroep op professionals zélf. Ze dienen, is mijn ervaring, veel meer te leren opstaan voor hun werk, voor waar ze voor staan en wat ze vinden dat er nodig is om de transformatie te laten slagen. Er zit – daar ben ik heilig van overtuigd – veel (potentiële) energie in de jeugdzorg, maar er is ook angst, onzekerheid en afhankelijkheid. Maar dat ligt niet alleen aan anderen. Heel vaak merk ik dat mensen zichzelf en elkaar beperken in hun denken en handelen. Wees niet verbaasd dat het je eigen geestelijke gevangenis is die vernieuwing in de weg staat. Stap zelf ook als professionals uit de afwachtende en afhankelijke rol. De vernieuwing begint ook – en misschien wel vooral – bij het gaan staan voor jouw visie op wat nodig is in een bepaalde situatie en met een bepaald gezin. Vertrouw en durf te gaan staan voor je eigen professionele hart. En eis rugdekking van je bestuurders, schaal op als je zelf niet in staat bent het op te lossen, ook dat is professioneel handelen.
Al te vaak wordt de transformatie beleefd als een strijd tussen ‘de leefwereld’ en ‘de systeemwereld’ en tussen ‘leidinggevenden’ en ‘professionals’. Ik doe waar ik ook kan, dus ook op deze plek, een beroep op het zoeken naar de verbinding tussen deze werelden en rollen. Initiatieven vanuit de leefwereld hebben ondersteuning en bekrachtiging nodig vanuit eindverantwoordelijke bestuurders en managers, maar ook vanuit de lokale politiek. Dus wethouders en raadsleden, bestuurders en managers: zoek met elkaar én met professionals naar ondersteunende werkwijzen voor de nieuw ontwikkelde praktijken. Het gaat om verbindingen maken tussen werelden, tussen rollen en tussen de leefwereld en de systeemwereld. Om benutten van complexiteit en dansen met onzekerheid, dansen met het systeem.
Dat samen dansen begint al tussen alle direct bij de zorg betrokkenen die vanuit het Rijnlandse gedachtengoed de werkgemeenschap wordt genoemd. Als politiek en bestuurlijk verantwoordelijken dienen we professionals uit te dagen de schotten te laten voor wat ze zijn en samen te werken, over de schotten heen, doen wat nodig is! Er is geen wet die dat verbiedt. En dus ook: met wie wanneer nodig. Dat vraagt om regie en regelruimte bij professionals, ruimte voor ontmoeting en het opbouwen van relaties, en een andere visie op sturing vanuit het politieke en bestuurlijke veld. Het gaat om het top-down ontketenen van de energie van onderop.
“De bedoeling heeft een werkgemeenschap nodig”, stelt Smit (2018). Ik kan me daar van harte in vinden. Ik zou eraan willen toevoegen, de titel van deze publicatie parafraserend: pionierende wethouders en zich vernieuwende gemeenteraden die niet vergaderen maar elkaar treffen in lerende praktijken. Want ook gemeenteraden dienen de handen ineen te slaan en op zoek te gaan naar wijzen van besturing én van verantwoording die de transformatie ondersteunen. Daar is nog een wereld te winnen. Uit het actie-onderzoek van Smit blijkt wat door vele andere onderzoeken is bevestigd: de transformatie moet nog grotendeels op gang komen. De stelling dat hierbij onherroepelijk ook de visie op organiseren dient te transformeren ondersteun ik van harte. We moeten van A naar B, via B.
Al met al zijn dat taaie processen. De les die ik geleerd heb is dat als je denkt dat je een verandering of een fundamenteel nieuwe manier van werken in de vingers lijkt te hebben als organisatie, team of gemeente, je er nog minstens twee of drie jaar mee door moet gaan om een werkelijk duurzame omslag teweeg te brengen. Dat noem ik de Croma-methode: “je moet er wel bij blijven”. De komende jaren zijn dus cruciaal. Slim om deze bijdrage van Smit dan mee te nemen in de ontwikkeling van het denken en experimenteren. Het geeft naast een kritische reflectie ook een helder en inspirerend perspectief waar de zorg voor de jeugd zich naartoe kan ontwikkelen. Dat perspectief wordt door velen gedeeld. Nu binnen de eigen gemeente of organisatie durven experimenteren, niet vervallen in oude reflexen, samen bij de les blijven. En … delen met anderen wat werkt. Zo komt de transformatie van de zorg voor de jeugd stap voor stap op gang. Veel leesplezier!
Erik Gerritsen, Secretaris Generaal Ministerie van VWS
Broosz houdt zich bezig met Nieuw Organiseren en is actief in het sociaal domein. Heb je vragen over hoe Broosz het transformatieproces in de jeugdzorg ondersteunt? Of ben je nieuwsgierig naar andere Broosz activiteiten? Neem gerust contact met ons op.
Op donderdag 13 september jl. vond de Kick Off plaats van de Community of Practice Nieuw Organiseren 2018. Een netwerk van pioniers die ieder in hun eigen context aan het experimenteren zijn met nieuw en anders organiseren vanuit een meer humaan organiseerparadigma. We zijn verheugd dat we met een nieuwe groep betrokken mensen weer op onderzoek uitgaan. Dit keer met een groep van 17 participanten uit meer dan tien verschillende organisaties werkzaam in verschillende deelsectoren van het sociaal en publiek domein. De komende 1,5 jaar gaan we samen op onderzoek uit en leren tevens van elkaars praktijk. De eerste bijeenkomsten van de Community staan in het teken van kennismaken en exploreren welke veranderopgaven leven binnen het netwerk. In mei 2020 zullen we gezamenlijk onze inzichten en verhalen publiceren.
De eerste publicatie in de reeks van de Community of Practice Nieuw Organiseren had de titel ‘Pionieren naar Nieuw Organiseren’ (2016). Daarin zijn de eerste stappen te herkennen van de ‘Reis van de Held’. De verhalen hebben de toon van het enthousiasme van ‘de oproep’ die mensen hoorden om het anders te gaan doen, het beginnersenthousiasme van ‘de sprong’ en de eerste geslaagde stappen. We kunnen zeggen dat we daarmee de tijdshorizon beschreven van een pionierstijd waarbij dat enthousiasme ook paste. Als we kijken naar de verhalen die we optekenden in de publicatie ‘De Binnenkant van Nieuw Organiseren’ (2018), de tweede publicatie, dan kunnen we constateren dat die pioniersfase ten einde is. De bewegers naar nieuwe vormen van organiseren zijn in een volgende fase terechtgekomen. Een fase waarin allerlei nieuwe uitdagingen en verleidingen op het pad komen. Een fase waarin de transformatie pas echt begint, een fase gekenmerkt door ups and downs, flinke tegenslagen en onverwachte teleurstellingen. Daarin passen de pijnlijke heroïek, het ‘muddling through’ en de persoonlijke transformatie en volharding die dat vraagt van de activistische doeners in het veld. Zie ook de verhalen die Thijs Homan optekende in zijn boek ‘In Control? Perspectieven op de beheerskramp in en om organisaties’ (2017). We namen zijn veranderkundige inzichten uitdrukkelijk mee in ‘De Binnenkant van Nieuw Organiseren’.
We hopen met deze nieuwe groep mensen die deelnemen aan de Community of Practice Nieuw Organiseren 2018 ons nog verder te verdiepen in hoe deze beweging en verandering zich werkelijk voltrekt in de alledaagse praktijk van organisaties in het publieke en sociale domein. Interessant om te blijven volgen voor iedereen die kort of langer bezig is met een soortelijke transformatie!
Voor meer informatie neem contact met ons op. Of volg ons op Twitter of Facebook.
De 3e druk van ‘Bezielde Professionals & Pionierende Wethouders. Transformatie van de zorg voor de jeugd in zicht?’. Deze publicatie kwam in 2016 tot stand in opdracht van Stichting Innovatie Jeugdzorg naar aanleiding van actie-onderzoek van Jan Smit. Hoe staat het met de transformatie van de zorg voor de jeugd, nu de transitie is gerealiseerd? Lukt het om de zorgvernieuwing die daarachter besloten ligt succesvol te laten verlopen? Bestel hier de publicatie.
Erik Gerritsen, Secretaris Generaal Ministerie van VWS schreef bij de nieuwe druk een voorwoord, waarvoor wij hem hartelijk danken. Gerritsen onderstreept de kernboodschap van Smit dat de transformatie van de jeugdzorg nog moet beginnen. Het boek is daarmee nog steeds actueel. Lees hier het voorwoord.
De kernvragen bij de start van het onderzoek waren:
Met deze vragen trok Broosz, op verzoek van de Stichting Innovatie Jeugdzorg en gefinancierd door de Bernard van Leer Foundation, de provincie in. De zoektocht naar pioniers bracht ons in Diemen, Oss en omstreken en op Walcheren. Daar organiseerden we samen met de wethouders René Peters (Oss), Ruud Grondel (Diemen) en Albert Vader (Vlissingen) de Transformatiedialoog. Ontmoetingen met de vertegenwoordiging van alle professionals die bij de zorg voor de jeugd een rol hebben. Het idee achter deze aanpak is glashelder: het zijn immers de vakmensen, de vrijwilligers, de ouders en kinderen, kortom de mensen uit de leefwereld zelf, die de vraag kunnen beantwoorden of de transformatie op dreef is of niet?
De inzichten en reflecties worden in de publicatie afgewisseld met interviews van vakmensen uit de werkgemeenschappen, eveneens komen de drie wethouders uit Diemen, Oss en Walcheren aan het woord. Er wordt ingegaan op de essenties van Nieuw Organiseren, Leren, Veranderen en Verantwoorden, aspecten die cruciaal zijn om de transformatie te laten slagen. Ook wordt het idee van de werkgemeenschap uitgewerkt en wordt de methodiek van de Transformatiedialoog uiteengezet als vorm van Nieuw Leren en Verantwoorden.
Interesse? Bestel hier de publicatie via managementboek.