De Organisatie als Poppenkast

27-01-2014

“We zijn geen poppen we zijn ook mensen!”.Een letterlijke uitspraak van een professional die onlangs deelnam aan een team ontwikkelingsproces. Dat raakte me. En ik kom het zo vaak tegen: mensen voelen zich in veel organisaties niet als mens gezien. Ze voelen zich niet aangesproken op hun kwaliteiten en hun zelforganiserende vermogen en ervaren weinig of geen regelruimte. Ze voelen zich een marionet in een door anderen georganiseerde voorstelling. Deze professional spreekt vanuit het hart: ik voel me hier niet beschouwd als mens.

De schizofrene werkelijkheid binnen organisaties

Autonomie staat – dwars door de generaties heen –  boven aan de lijst van cruciale Westerse waarden. Het schizofrene is dat binnen bureaucratische en top down gestuurde organisaties, autonomie (het zelforganiserend vermogen van mensen!) vaak niet het uitgangspunt vormt van organiseren. Daarbinnen zijn mensen ‘poppetjes’. Dat heeft uiteraard enorme gevolgen voor het welzijn van mensen, de cultuur, sfeer en vitaliteit binnen organisaties en de effectiviteit van samenwerkende mensen. Alleen mensen kunnen verantwoordelijkheid nemen, poppen niet. Poppen zijn een instrument in handen van een Poppenspeler. Een belangrijk adagium uit de Westerse Ethiek (de filosoof Kant) stelt dat de mens altijd een doel in zichzelf is en nooit een middel in handen van een ander mag worden.

Autonomie: fundament van Sociale Innovatie en Nieuw Organiseren

Zolang we in organisaties de autonomie van mensen niet als uitgangspunt nemen, doen we niet alleen de menselijke waardigheid tekort, zoals we die in het Westen centraal stellen, maar realiseren we in organisaties ook veel minder (moois) dan mogelijk is. Sterker nog: we realiseren binnen de wereld van organisaties maar weinig van onze eigen visie op het goede leven. Dat maakt de uitroep van de professional zo schrijnend en trefzeker. Mensen – op welke positie in welke organisatie dan ook  – die de autonomie wel serieus nemen, hebben een stevig fundament om Sociale Innovatie, of anders gezegd, Nieuw Organiseren handen en voeten te geven.

Wat maakt het zo moeilijk om dat fundament serieus als uitgangspunt te nemen binnen organisaties? Hebben de poppen nog een te mooi opgetuigde poppenkast? Worden ze te goed betaald voor de voorstelling waarin ze geen eigen inbreng hebben? Kennen ze zelf geen ander repertoire? En wie is de Poppenspeler in de metafoor? Heeft hij zijn beroepsopvatting expliciet gekozen, of is hij ook maar onderdeel geworden van een Circus waarin de rollen lang geleden werden uitgedeeld?

JAN SMIT – januari 2012